Het geheugen van mensen met een Dissociatieve Identiteitsstoornis (DIS) werkt anders dan gedacht. Dit heeft gevolgen voor het onderscheid dat tussen DIS en PTSS (Posttraumatische Stressstoornis) gemaakt wordt. Patiënten met DIS blijken zich lastig specifieke persoonlijke gebeurtenissen te herinneren. Ze zijn geneigd tot een overalgemene stijl van herinneren: ze denken terug aan gebeurtenissen die een langere tijdsperiode omvatten of vaker voorkomen. Dit blijkt uit experimenten van NWO-onderzoeker Rafaele Huntjens van de Rijksuniversiteit Groningen. De onderzoeksresultaten zijn in het meest recente issue (mei) van het Journal of Abnormal Psychology verschenen.
Een Dissociatieve Identiteitsstoornis (DIS) kan optreden als reactie op traumatische ervaringen. Tot nu toe werd gedacht dat een patiënt in een trauma-identiteit (die herinneringen aan de meegemaakte negatieve gebeurtenissen bij zich draagt) overspoeld wordt door specifieke negatieve herinneringen. De patiënt in de vermijdende identiteit (die geen weet heeft van de traumatische ervaringen) zou eerder geneigd zijn tot overalgemeen herinneren. Daarmee zou hij of zij het ervaren van pijnlijke gevoelens kunnen tegengaan en het dagelijks leven ‘dragelijker’ kunnen maken. De praktijk wijst echter anders uit: ‘De neiging tot overalgemeen herinneren verschilt niet tussen identiteiten. Het lijkt erop dat we ons beeld van DIS moeten bijstellen,’ concludeert Rafaele Huntjens.
De deelnemende DIS-patiënten aan het onderzoek werd gevraagd in verschillende identiteiten terug te denken aan specifieke gebeurtenissen uit hun verleden aan de hand van steekwoorden zoals ‘gelukkig’ en ‘spijt’. De resultaten lieten zien dat niet alleen de vermijdende identiteit een overalgemene stijl van herinneren hanteerde, maar dat dit voor élke identiteit gold. Formuleringen van DIS-patiënten als ‘Toen ik op het internaat zat…’ of ‘Elke keer als ik in zijn slaapkamer was…’ zijn voorbeelden van een overalgemene manier van terugdenken aan het verleden.
Samenvoegen met posttraumatische stresstoornis
Het onderzoek werd onder 94 vrouwelijke proefpersonen uitgevoerd: personen met een Dissociatieve Identiteitsstoornis of Posttraumatische Stressstoornis (PTSS) en gezonde proefpersonen. De gezonde proefpersonen hadden geen moeite om herinneringen aan te dragen die naar een specifiek moment en plaats te herleiden waren. Voor de groep met PTSS gold dat zij net als de personen met DIS overwegend een overalgemeen autobiografisch geheugen hebben. Gezien de overeenkomsten tussen beide stoornissen in stijl van herinneren, pleit de onderzoeker er voor DIS net als PTSS onder de categorie ‘traumagerelateerde stoornissen’ te scharen. In de behandeling van zowel PTSS als DIS is het raadzaam om de specificiteit van autobiografische herinneringen te vergroten. Het moeilijk kunnen oproepen van specifieke autobiografische herinneringen is problematisch, omdat dit het verwerken van negatieve gebeurtenissen uit het verleden in de weg staat.
Rafaele Huntjens ontving een Veni-financiering van NWO om haar onderzoek uit te kunnen voeren. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met de Radboud Universiteit Nijmegen en de KU Leuven.
Over NWO
De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) is met een budget van 625 miljoen euro per jaar een van de grootste wetenschapsfinanciers in Nederland. NWO stimuleert kwaliteit en vernieuwing in de wetenschap door het beste onderzoek te selecteren en te financieren. NWO beheert onderzoeksinstituten van (inter)nationaal belang, geeft mede richting aan het wetenschappelijk onderzoek in Nederland en brengt wetenschap en maatschappij bij elkaar. Onderzoeksvoorstellen worden beoordeeld en geselecteerd door vooraanstaande wetenschappers uit binnen- en buitenland. Dankzij financiering van NWO kunnen meer dan vijfduizend wetenschappers onderzoek doen.
Dit bericht is 79512 keer gelezen.