4 april 2019 – Bij aanhoudende ernstige gedragsproblemen veranderen de hersenen van een kind, blijkt uit Rotterdams neurobiologisch onderzoek. Hogeschool Windesheim werkt aan inbedding van dit soort actuele kennis in de opleidingen voor jeugd- en juridische professionals.
‘Ons doel is verbetering van het leven van kinderen en gezinnen’, zegt kinder- en jeugdpsychiater Tonya White. Zij is aan de Erasmus Universiteit Rotterdam hoofd hersenbeeldvorming bij Generatie R, een grootschalig bevolkingsonderzoek naar kinderen en jongeren in Rotterdam. Kinderen met ernstige gedragsproblemen en zware psychische klachten lopen als volwassene een verhoogd risico op een psychische stoornis, vertelt White. Die stoornis is niet per se dezelfde als die in de kindertijd en kan zich onder meer uiten in verslavingen en persoonlijkheids- of stemmingsstoornissen. ‘Blijkbaar is er iets in de hersenen dat voor al deze aandoeningen een verhoogd risico geeft,’ zegt White. Dat ‘iets’ wil ze met onderzoek in beeld krijgen.
Onzichtbare en zichtbare verschillen
White onderzoekt daarom nu hoe de hersenen bij kinderen met ernstige angsten, depressie, agressie en aandachtsproblemen (samengevat: een dysregulatieprofiel) zich ontwikkelen. Op scans bij de jongste groep, van zes tot negen jaar, vond ze vrijwel geen verschil in de hersenen van de kinderen met en zonder problemen. Maar uit de volgende meting, bij kinderen van negen tot elf jaar, bleken die verschillen wel. Ze waren zichtbaar in de witte stof (die de verbinding tussen de verschillende hersengebieden verzorgt), de dikte van de hersenschors en in gebieden die betrokken zijn bij hogere cognitieve functies. Het lerend vermogen van de kinderen met een dysregulatieprofiel, gecorrigeerd voor genetische invloeden, was gemiddeld met 8 punten verlaagd.
Stabiele gedragsproblemen
‘Gedragsproblemen bij kinderen van zes jaar zijn veel minder voorspellend dan bij oudere kinderen’, concludeert White. ‘De stabiliteit van gedragsproblemen stijgt met de leeftijd van het kind. Als gedrag steeds herhaald wordt, gaan de hersenen zich anders gedragen.’ De psychiater is daarom voorstander van vroege interventies. Die kunnen er mogelijk aan bijdragen dat de hersenen zich meer volgens normale patronen blijven ontwikkelen. Maar om dat zeker te weten is eerst interventieonderzoek nodig, zegt White. ‘De oorzaak van de problemen kan variëren. Dat vraagt om verschillende soorten interventies. Voor sommige kinderen is gedragstherapie goed, voor andere gezinstherapie.’ Kennisuitwisseling met professionals zou goed zijn, besluit White, die niets liever wil dan dat de inzichten uit haar onderzoek hun weg vinden naar de praktijk.
Professionals in spe hebben vaak te weinig weet van recente wetenschappelijke inzichten
Het project ‘Onbekend maakt onbemind’, dat Hogeschool Windesheim uitvoert in samenwerking met Hogeschool Utrecht, NeuroLabNl en twee academische werkplaatsen jeugd, sluit aan bij die wens. Het doel is bestaande neurobiologische en psychosociale kennis over problematisch antisociaal en crimineel gedrag van jongeren te vertalen naar het hbo, onder meer naar het studieprogramma Social Work en de minor Werken in een gedwongen kader. Anders dan op universiteiten bereikt de kennis op het hbo lang niet altijd het curriculum van de toekomstige begeleiders en hulpverleners, vertelt projectleider en lector Jeugd Dorien Graas. Deze professionals in spe hebben vaak te weinig weet van recente wetenschappelijke inzichten en hun betekenis voor hun werk. ‘Terwijl dat juist bij deze jongeren met vaak hardnekkige problemen zo hard nodig is.’
Drie stappen
Het project begint in mei van dit jaar met de bundeling van bestaande kennis. Daarbij gaat het zowel om evidence based inzichten als om kennis uit de praktijk en van ervaringsdeskundigen. De bijeengebrachte kennis wordt in de volgende stap vertaald in onderwijsmodules voor toekomstige professionals en professionals in het werkveld. Dat gebeurt via de methode van Design Thinking. ‘We ontwikkelen eerst een prototype. Dat doen we samen met docenten van het hbo, ervaringsdeskundigen, jongeren zelf en onderzoekers. Elk prototype verfijnen we vervolgens tot een optimale module.’ Bij stap drie gaat het om de ontwikkeling van een dynamische manier om nieuwe kennis snel te verwerken in de bestaande modules. Anders blijven de professionals met verouderde inzichten werken.
Scepsis
Het zal in de modules ook gaan over de kijk op en de houding tegenover neurobiologische inzichten, vertelt Graas. ‘Zowel bij professionals als bij de jongeren zelf en hun ouders zien we namelijk over- én onderschatting van de rol van biologische factoren. Die percepties bepalen mede wat ermee gebeurt. Daarom willen we eerst weten welke kennis de professionals hebben en hoe ze ertegenover staan. Bij de ontwikkeling van de nieuwe modules willen we daar nauw bij aansluiten.’
Geen derde stroming
Ook de integratie van bestaande sociologische, psychologische en neurobiologische kennis is een ambitie van het project. Graas: ‘In het verleden lag de nadruk eerst op sociale en daarna op psychologische factoren. Wij willen met de neurobiologie geen derde stroming toevoegen, maar de verklaringswijzen juist koppelen. Wij willen tussen de oren krijgen dat deze drie niveaus met elkaar samenhangen.’ De lector verheugt zich bij voorbaat op de uitwisseling met onderzoekers als Tonya White. ‘Met onze aanpak zetten we een mooie stap op weg naar de implementatie van kennis. Dankzij ons brede samenwerkingsverband kunnen we de kennisoverdracht en daarmee de deskundigheid van onze toekomstige professionals blijven garanderen.’
Auteur: Veronique Huijbregts
Bron: mediator.zonmw.nl
Dit bericht is 3801 keer gelezen.