Kamerbrief opstart reguliere ggz en andere ggz-onderwerpen

Facebooktwitterlinkedinmail

12 juni 2020 – Staatssecretaris Blokhuis informeert de Tweede Kamer over de opstart van de reguliere ggz ( geestelijke gezondheidszorg). Ook gaat hij in op de uitvoering van de motie-Segers, en op diverse andere ggz-onderwerpen als wachttijden en contractering

Ik wil u met deze brief ook informeren over een aantal andere belangrijke zaken betreffende de ggz. Met elkaar hebben we acties ondernomen om de negatieve gevolgen voor de mentale gezondheid als gevolg van de coronacrisis het hoofd te bieden. De motie Segers (kamerstukken 25 295, nr. 230) heeft hier nadrukkelijk mee van doen, en ik wil u in deze brief dan ook informeren over de uitvoering van deze motie. De reguliere ggz heeft zo goed mogelijk het hoofd proberen te bieden aan de coronacrisis, maar de uitdagingen waren al groot en zijn nu nog groter. Op de hoogcomplexe zorg zijn stappen ondernomen. De contractering in de ggz is nog niet op het niveau van wat het moet zijn. Samen met partijen in de ggz werk ik aan deze en andere uitdagingen die voor ons liggen. En voor de langere termijn ben ik aan de slag met mijn eerder aangekondigde visie zorglandschap ggz.

Voordat ik hierop inga, wil ik nogmaals mijn waardering uitspreken voor de manier waarop zorgverleners, patiënten, naasten en vrijwilligers in de ggz omgaan met wat de coronacrisis teweeg heeft gebracht.

De impact van het coronavirus raakt ons allemaal, en oefent grote invloed uit op allerlei aspecten van onze samenleving. Niet in het minst op onze mentale gezondheid. Ik vind het indrukwekkend hoeveel werk er wordt verzet door zoveel mensen en organisaties. Die inzet is belangrijk, want we moeten hier samen doorheen komen. Het geeft me vertrouwen dat we dit met elkaar gaan doen, en dat we ook weer kunnen bouwen aan de toekomst.

Opstarten reguliere zorg

Het kabinet heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) gevraagd het proces rond het opschalen van planbare zorg te coördineren, inclusief de ggz-sector. In tegenstelling tot een groot deel van andere onderdelen van de zorg en van het maatschappelijk leven, is de zorg in de ggz aangepast maar niet helemaal stil komen te liggen door de corona-crisis. Veel behandeltrajecten zijn de afgelopen periode doorgegaan, vaak op afstand via (beeld)bellen, maar deels ook face-to- face of in een mengvorm van beide. Dit neemt niet weg dat er ook sprake is geweest van behandelingen en intakes in de curatieve ggz die zijn uitgesteld.

Daarnaast weten we dat patiënten met nieuwe zorgvragen de huisarts tijdens de corona-crisis minder goed wisten te vinden, met een terugval in het aantal verwijzingen naar tweedelijns-ggz als gevolg. Inmiddels neemt het aantal verwijzingen weer flink toe. Ik vind het belangrijk dat zowel de mensen die nu (alsnog) worden verwezen als de mensen wier intake en/of daaropvolgende behandeling was uitgesteld zo snel mogelijk de juiste zorg krijgen.

Zoals de NZa in bijgaande brief toelicht, heeft zij bij verschillende ggz-partijen geïnventariseerd waaraan zij behoefte hebben in het traject ‘opschalen planbare zorg’. Naar aanleiding hiervan gaven veel partijen aan graag een meer onderbouwd beeld te krijgen van de aard, omvang en verwachte ontwikkeling van de (uitgestelde) ggz-zorgvraag in de nabije toekomst. De NZa wil in deze behoefte voorzien door op wekelijkse basis een monitor te publiceren met daarin verschillende cijfers die relevant zijn voor een inschatting van de zorgvraag.

Op 20 mei heeft de NZa een eerste monitor gepubliceerd, die bestaat uit cijfers op provinciaal niveau over verwijzingen door de huisarts en landelijke cijfers over de wachttijden in de ggz. De meest recente monitor dateert van 3 juni. Deze is bijgevoegd. Ten aanzien van de verwijzingen constateert de NZa op basis van data uit Zorgdomein dat het aantal verwijzingen vanuit de huisarts sinds medio maart met ongeveer de helft is gedaald (ongeveer 50.000 minder verwijzingen) en dat daarmee de instroom in de reguliere ggz sterk is afgenomen. Dit geldt voor zowel de basis-ggz als gespecialiseerde ggz en is een landelijk beeld. De meest recente data laten zien dat het aantal verwijzingen inmiddels weer flink toeneemt en dat er daarmee herstel optreedt, maar nog niet tot op het niveau van voor de coronacrisis. Ten aanzien van de wachttijden zag de NZa in april een lichte afname ten opzichte van voorgaande maanden. Hiermee is echter nog weinig te zeggen over een effect van de coronacrisis op de wachttijden. De wachttijden worden namelijk grotendeels retrospectief (terugkijkend naar de twee voorgaande maanden) berekend. Verderop in deze brief ga ik verder in op het onderwerp ‘wachttijden’. De NZa is voornemens de monitor de komende tijd aan te vullen met meer databronnen en in elk geval wekelijks te actualiseren. Dit zal geleidelijk meer inzicht geven, zowel landelijk als regionaal.

De uitkomsten van de monitor worden met ggz-partijen breed gedeeld en op basis daarvan wordt samen met hen bepaald welke acties nodig zijn om te zorgen dat de planbare zorg zo snel en goed mogelijk kan worden geleverd. Daarvoor wordt de ggz-crisisstructuur gebruikt, waarover ik uw Kamer eerder heb geïnformeerd (Kamerstukken 25 424 en 25 295 nr. 526, en 25424 nr. 530). Deze crisisstructuur wordt daarnaast nog steeds benut om samen met partijen knelpunten in de ggz naar aanleiding van de coronacrisis te signaleren en op te pakken.

GGZ Nederland, MeerGGZ, InEen en de LHV hebben op basis van eerdere signalen over teruglopende verwijzingen door de huisartsen de handen ineengeslagen en recent een factsheet gepubliceerd over de samenwerking tussen de huisartsenzorg en de ggz tijdens de corona-crisis. Het is belangrijk dat huisartsen weten dat de ggz beschikbaar is en mensen die kampen met psychische problematiek weten dat ze bij de huisarts terecht kunnen om verwezen te worden als dat nodig is. De factsheet informeert huisartsen over hoe ggz-aanbieders op dit moment werken en andersom, en biedt handvatten om goede samenwerkingsafspraken te maken door onder andere goede voorbeelden te delen.

Een belangrijk onderwerp is tevens de wijze waarop de zorg kan worden heringericht. Toepassing van e-mentalhealth heeft door de coronacrisis een grote vlucht genomen. Er zijn veel patiënten waarbij e-mentalhealth, bijvoorbeeld door gebruik van digitale communicatiemiddelen of apps binnen een behandeling, een uitkomst is. Welke behandelvorm het meest passend is, dient de uitkomst te zijn van goed overleg tussen de cliënt en zijn of haar zorgverlener. Inmiddels is er meer ruimte voor face-to-face behandeling en groepsbehandeling. De richtlijn ‘ggz en corona’, waarvan op 19 mei versie 5.0 is verschenen (en op 8 juni versie 6.0 wordt voorzien), zet voorop dat de keuze voor de behandelvorm altijd het resultaat van shared decision making is. Face-to-face behandeling is uitdrukkelijk mogelijk, waarbij patiënt en behandelaar zich uiteraard aan de RIVM-richtlijnen moeten houden (1,5 meter afstand en de hygiënemaatregelen in acht nemen) en zorgaanbieders de veiligheid in de fysieke ruimte moeten kunnen waarborgen. Voor kwetsbare groepen worden face-to-face groepsbehandelingen, onder bepaalde voorwaarden, weer opgestart.

Ik zie het belangrijke effect dat het nemen van beschermende maatregelen heeft gehad, zeker voor patiënten in de reguliere ggz die ook op lichamelijk gebied extra kwetsbaar kunnen zijn. Tegelijkertijd vind ik het van groot belang dat, als de patiënt dat nodig heeft, ggz-aanbieders zoveel mogelijk faciliteren in face-to-face behandelingen, binnen de condities die het RIVM stelt. Daarvan heb ik in de voorbije periode ook diverse goede voorbeelden gezien.

Ik denk dan bijvoorbeeld aan de groep met ernstige psychiatrische aandoeningen die wordt ondersteund door een F-ACT team. Ik vind het daarom ook heel goed dat F-ACT Nederland, de vereniging voor ACT en F-ACT, twee weken geleden extra heeft opgeroepen om weer face-to-face contact met de patiënt te hebben en daarbij aanbevelingen heeft gedaan over hoe dit vorm te geven. Daarnaast heeft GGZ Nederland een handreiking gemaakt om ggz-instellingen te ondersteunen bij de overgang naar ‘het nieuwe normaal’ en het vinden van een werkwijze die voldoet aan de voorwaarden. Deze handreiking is op 15 mei gepubliceerd. Om vinger aan de pols te houden, doet de inspectie een wekelijkse belronde langs ggz-aanbieders en neemt expliciet in de uitvraag mee in hoeverre het hen lukt face-to-face behandeling aan te bieden.

Scenario’s beperken negatieve mentale gevolgen coronacrisis (motie Segers c.s.)

Op 8 april jl. is door het lid Segers een motie ingediend die ertoe strekt om de negatieve gevolgen voor de mentale gezondheid te beperken van de maatregelen die we genoodzaakt zijn te treffen om verspreiding van het covid19-virus in te dammen. Daarbij is verzocht om aandacht te schenken aan specifieke risicogroepen waaronder zorgverleners, mensen die zich reeds in een kwetsbare positie bevinden en mantelzorgers. De motie vraagt ook aandacht voor de opvang van een toenemende vraag naar ggz en geestelijke verzorging.

Bij brief van 15 april jl. (Kamerstukken 25 295 249) is uw Kamer geïnformeerd over de uitvoering van deze motie. Inmiddels zijn we al weer verder op streek. Met de indieners van de motie ben ik van mening dat we naast het inzetten van maatregelen en het delen van goede initiatieven meer inzicht moeten krijgen in de gevolgen van de coronacrisis op het mentale welzijn en passende handvatten moeten bieden om de mentale gezondheid positief te beïnvloeden. Om dit inzicht te krijgen, maken we zoveel mogelijk gebruik van bestaande kennisnetwerken en samenwerkingspartners.

Ik heb u eerder aangegeven vier doelgroepen te onderscheiden: patiënten die een coronabesmetting doormaakten; zorgverleners, mantelzorgers en vrijwilligers; patiënten met een al bestaande psychische kwetsbaarheid; algemene bevolking.

Naar aanleiding van de motie is met de organisaties die betrokken zijn bij de preventie en mentale gezondheid overlegd. Daarvoor is de ggz-crisisstructuur benut. Er is met hen verkend wat denkbare ontwikkelingen zijn vanwege de impact van het coronavirus en de genomen beschermde maatregelen. Gezamenlijk is nagedacht over wat nodig is om ten behoeve van de genoemde doelgroepen de negatieve gevolgen zoveel mogelijk in te dammen en ook oog te houden voor wat er na de crisissituatie nodig zou kunnen zijn aan mogelijke (mentale) nazorg.

In het onderstaande overzicht ga ik op elk van de eerdergenoemde afzonderlijke doelgroepen in, waarbij partijen op basis van scenario-denken tot een serie van interventies zijn gekomen, waarvan de realisatie grotendeels al loopt.

Patiënten die een coronabesmetting doormaakten

We leren elk dag meer over de effecten van dit nieuwe virus; effecten die de fysieke gesteldheid betreffen, maar die ook hun weerslag zullen hebben op het mentale vlak. Hoewel dat niet op zal gaan voor elke patiënt die met het coronavirus is besmet, zullen veel mensen te maken krijgen met een langdurig nazorgtraject. Het is van belang dat het nazorgtraject niet alleen gericht is op het fysieke herstel maar ook aandacht heeft voor de mentale gevolgen die dit met zich brengt.

We houden rekening met een groep patiënten die mentale klachten zal overhouden aan de periode waarin ze een coronabesmetting doormaakten, sociale isolatie, angst voor complicaties en (tijdelijk) lichamelijk functieverlies kunnen voor deze doelgroep nadelig mentaal effect opleveren.
Specifiek identificeren we ook de groep patiënten die een opname op de Intensive Care (IC) heeft doorgemaakt. Naast een langdurig hersteltraject geldt het risico op een posttraumatische stressstoornis met name voor hen, dit gegeven is ook beschreven onder de noemer ‘Post IC Syndroom’ (PICS). De Federatie Medisch Specialisten heeft een leidraad gepubliceerd met adviezen voor de zorg van COVID-19 patiënten die op de IC hebben gelegen. Ik zal de betrokken beroepsgroepen vragen te borgen dat dit aspect aandacht krijgt in de nazorg.

Zorgprofessionals, mantelzorgers en vrijwilligers

In het nadenken over de mentale impact voor groepen in onze samenleving, komen nadrukkelijk de groep van zorgprofessionals, mantelzorgers en vrijwilligers in beeld.
Voor de zorgprofessionals brengt deze tijd extra spanningen met zich mee, ook al zal de mate van ervaren mentale druk variëren. Ook hebben zorgprofessionals schokkende of anderszins ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt, die hun sporen kunnen nalaten in hun mentale welbevinden.

Het is goed om te zien dat veel werkgevers van zorgorganisaties hier hun verantwoordelijkheid oppakken. Zij onderkennen zelf het belang om aandacht te schenken aan de mentale gezondheid van hun werknemers in deze stressvolle tijd en organiseren daarom cursussen en bieden handvatten aan ter ondersteuning. Naast deze initiatieven vanuit werkgevers zelf, is vanuit het bedrijfsleven onlangs het initiatief ‘Sterk in je werk’ van start gegaan, gefaciliteerd en ondersteund vanuit de overheid. Vanuit dit initiatief bieden professionele coaches op vrijwillige basis steun aan zorgprofessionals.

Ook zijn er webinars ontwikkeld en vanuit verschillende organisaties aangeboden (waaronder het ministerie van Defensie ten behoeve van ‘frontpersoneel’ en het NIP (Nederlands Instituut van Psychologen)) die door de zorgprofessionals gevolgd kunnen worden en steun bieden om de mentale druk aan te kunnen.

Vanuit de landelijke crisisaanpak is specifieke psychosociale hulp voor zorgverleners georganiseerd. Arq Nationaal Psychotrauma Centrum is gedurende 7 dagen per week beschikbaar voor hulpverlening. Inmiddels hebben ruim 120 zorgverleners gebruik gemaakt van deze hulp. De psychosociale hulp die vanuit Arq geboden wordt aan zorgverleners, vindt op verschillende manieren en niveaus plaats. Van het bieden van laagdrempelige hulp door gespecialiseerde psychologen, instrumenten die kunnen worden ingezet voor mentale ondersteuning van de zorgverlener, tot en met het inzetten van traumatherapeuten en verzorgen van adviezen aan zorg- en welzijnsorganisaties in de ondersteuning van hun medewerkers.
Op deze manier is een passend netwerk van opvang en hulp beschikbaar voor deze bijzondere doelgroep.

Een andere groep naast-betrokkenen zijn de mantelzorgers. Ik spreek mijn grote waardering uit voor al die 4,5 miljoen mantelzorgers die hun naaste verzorgen onder deze moeilijke omstandigheden. Zij verdienen onze steun.

Deze tijd waarin we veroordeeld zijn tot ‘social distancing’ kan een zware wissel trekken op het mentaal welbevinden van hen. Het is voor hen soms een zoektocht naar wat in de praktijk nog wel en niet kan. Ze worden tegelijkertijd geconfronteerd met de lastige situatie waarin hun naaste verkeert. Zij zijn in elk geval geholpen met duidelijke informatie die hen kan helpen bij wat er wel en niet kan. Helderheid geeft hen meer zekerheid en houvast. Ik stimuleer daarom dat mantelzorgers zich vooral op de zorgtaken kunnen richten. Daarom heeft MantelzorgNL de openingstijden van de mantelzorglijn verruimd en een uitgebreide lijst van Q&A’s opgesteld om mantelzorgers van de juiste informatie te voorzien.

Ook is er een richtlijn mantelzorgondersteuning gepubliceerd op de website van de Rijksoverheid met de verschillende vormen van ondersteuning en zorg voor mantelzorgers. 7 Centraal in de richtlijn staat de zorgladder die in beeld brengt hoe zorg en ondersteuning opgeschaald kan worden van het eigen netwerk tot aan crisisopvang. Aansluitend hierop is er ook een richtlijn over dagbesteding en dagopvang, waarbij het uitgangspunt is de continuïteit van zorg en ondersteuning. 8 Ook nu wordt van gemeenten en aanbieders een uiterste inspanning gevraagd om in goed overleg met de cliënten, naasten en hun mantelzorger, passende zorg en ondersteuning te leveren, rekening houdend met de (soms gewijzigde) omstandigheden en de richtlijnen van het RIVM.

Niet in de laatste plaats is de onvermoeibare inzet van vrijwilligers in onze samenleving van belang. Het is mooi om te zien dat in deze lastige tijd mensen graag iets willen betekenen voor de ander die het moeilijk heeft. Voor de mentale gezondheid werkt de inzet vanuit de vrijwilligers vaak twee kanten op: de inzet vanuit de vrijwilliger draagt met zijn/haar aandacht bij aan het mentale welbevinden van degenen die ondersteund wordt, tegelijkertijd draagt de inzet op zichzelf vaak ook bij aan de mentale gezondheid van de vrijwilliger zelf. De toegenomen inzet van vrijwilligers is in onze hele samenleving te zien. Zo zag bijvoorbeeld de Luisterlijn in een kort tijdsbeslag (maart-april) het aantal vrijwilligers met 800 personen toenemen. Ook deze mensen kunnen geconfronteerd worden met de dillema’s die de coronamaatregelen met zich brengen. De vragen over wat er wel en niet mag en hoe praktisch te handelen. Daarom is het van belang dat er goede informatie beschikbaar is die hen hierbij ondersteunt, dat kan met meer specifieke informatie door de organisaties die deze vrijwilligers inzetten als mede via de algemene informatie die via Arq voor het publiek aangeboden

Patiënten met een al bestaande psychische kwetsbaarheid

De crisisaanpak ggz & corona onder coördinatie van het ministerie van VWS heeft in belangrijke mate oog gehad voor deze doelgroep. Het betreft mensen die vaak al in zorg zijn bij zorgaanbieders in de reguliere ggz. De zorg aan deze doelgroep is zo veel als mogelijk gecontinueerd, zij het in aangepaste vorm. Continu is gemonitord (en zijn peilingen uitgevoerd door MIND en Trimbos-instituut) of de klinische en ambulante behandelmogelijkheden voldoende werden ingezet, ondanks de aanpassingen om goed voor deze doelgroep te blijven zorgen. In reactie op de Kamervragen (2020Z08678) die zijn gesteld door het lid Diertens (D66) ga ik inhoudelijk in op de beelden en uitkomsten van de peiling van het Trimbos- instituut.

Specifiek is ook door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) gemonitord of de crisisdiensten in de ggz het aantal zorgvragen afdoende konden opvangen, rekening houdend met het scenario dat het aantal crisisverwijzingen zou toenemen als gevolg van de bijzondere omstandigheden. Hieruit kwamen geen knelpunten naar voren. Verder hebben we vroegtijdig het scenario onderkend waarin mensen die kampen met een bestaande of nieuw ontwikkelde psychische kwetsbaarheid de neiging kunnen hebben om geen hulp te zoeken. Dit effect werd in het bijzonder verondersteld, vanwege de oproep om vooral thuis te blijven en het beeld dat het zorgsysteem niet extra belast kon worden.

Met de diverse betrokken organisaties is daarom in de afgelopen periode contact gezocht om te zoeken naar een set aan interventies om dit effect te ondervangen. Zoals hiervoor toegelicht, hebben LHV, GGZ NL, MeerGGZ en Ineen met elkaar een factsheet ontwikkeld om met elkaar goede afspraken te maken met betrekking tot de verwijzing en goede voorbeelden gedeeld op welke wijze praktijkvoering gecontinueerd wordt. Daarmee wordt de beroepspraktijk ondersteund.

De acties van de NZa rondom herstart reguliere zorgverlening zien ook op dit proces van totstandkoming zorgvraag en bieden van hulp en waar nodig totstandkoming van een verwijzing naar de reguliere ggz. Elders in deze brief informeer ik u over het huidige beeld ten aanzien van de verwijzingenstroom.

Voor steun en hulp is er lotgenotencontact beschikbaar via MIND en meer specifieke patiëntenorganisaties, dit soort initiatieven ondersteun ik actief. Het belang hiervan was de afgelopen tijd evident, omdat we rekening hielden met de negatieve effecten van het tijdelijk wegvallen van diverse vormen van dagbesteding.

Algemeen publiek

Iedere Nederlander, jong of oud, wordt geraakt door deze crisis. Dat is onontkoombaar. Mensen kunnen te maken krijgen met baanverlies, het wegvallen van uitoefening van sport of andere hobby, kunnen zich in een onzekere situatie bevinden of voelen zich eenzaam of verdrietig vanwege het gemis van een dierbare. Dit soort nare effecten is onvermijdelijk, maar we staan niet met lege handen. We zien mooie initiatieven om elkaar bij te staan en te helpen.

Wel zijn we rekening gaan houden met de negatieve effecten die deze omstandigheden per saldo kunnen hebben op het mentaal welbevinden van burgers.
We hebben er voor zorg gedragen dat er ten behoeve van het brede publiek voldoende capaciteit en middelen zijn voor een brede beschikbaarheid van de Luisterlijn. Daarnaast zijn er verschillende andere organisaties die voor het brede publiek beschikbaar zijn, waaronder MIND Korrelatie, 113 Zelfmoordpreventie en het Rode Kruis.

Er is inmiddels een breed onderzoeksprogramma gestart bij ZonMw betreffende de mentale gevolgen van de crisis. Het is de bedoeling dat gedurende de crisis we de uitkomsten van de onderzoeken naar de mentale gevolgen van de crisis passend benutten om mensen die het specifiek betreft bij te staan. Tegelijkertijd vinden periodieke peilingen plaats door organisaties, zoals het Trimbos-instituut en MIND, onder mensen met een bestaande psychische kwetsbaarheid. Het RIVM onderzoekt samen met GGD GHOR en NIVEL de brede gezondheidseffecten – waaronder mentale – onder de bevolking.

De uitkomsten van deze onderzoeken en peilingen gebruiken we als input voor het Informatie en Verwijscentrum (IVC) dat medio mei gestart is, door het opnemen van specifieke toegesneden informatie. Het IVC voorziet breed in allerhande informatie, tools en betrouwbare verwijsinformatie en zal gedurende twee jaar in bedrijf zijn om de burgers en zorgverleners breed (preventief) te ondersteunen in hun zorgvragen en informatiebehoefte vanuit de maatregelen en mentale gevolgen van de coronacrisis.

Ook voor mijn beleid zal ik gebruik maken van genoemde informatiebronnen, om op die manier samen met de organisaties op het vlak van preventie en ggz, in te spelen op de zorgen en knelpunten die maatschappelijk kunnen leven op mentaal vlak, als gevolg van de coronacrisis.

Daarnaast communiceren we vanuit de Rijksoverheid over handvatten en tips ter ondersteuning van de mentale gezondheid. Dit doen we passend bij de omstandigheden en maatregelen van dat moment, op onder andere rijksoverheid.nl, radio en via social media. De campagne die hier specifiek voor is opgezet heet ‘Somber of gespannen door het coronavirus? Praat erover’10.

Voor de te zetten stappen ten aanzien van bovenstaande doelgroepen blijf ik in overleg met de betrokken organisaties.

 

Bron: rijksoverheid.nl

 

Dit bericht is 3237 keer gelezen.

Facebooktwitterlinkedinmail