CBS – Meer specialistische geestelijke gezondheidszorg bij lagere inkomens

Facebooktwitterlinkedinmail

15 december 2017  – Nederlanders die in 2014 werden behandeld in de specialistische geestelijke gezondheidszorg (ggz) behoorden relatief vaak tot huishoudens uit de lagere inkomensgroepen. Dat was zowel bij volwassenen als bij de jeugd tot 18 jaar het geval. Dit meldt het CBS op basis van de registratie van diagnoses en behandelingen(DBC’s) in de GGZ.

In 2014 waren er ongeveer 800 duizend 18-plussers en 230 duizend 18-minners in behandeling bij de specialistische ggz. Van de Nederlanders van 18 jaar of ouder kwam 34 procent uit de groep met de laagste en 13 procent uit de groep met de hoogste inkomens.

Voor personen die hierbij ook nog een of meer nachten in een instelling verbleven (8 procent van de behandelde personen) lopen die percentages nog meer uit elkaar. Van deze groep kwam 44 procent uit de laagste inkomensgroep en 8 procent uit de hoogste. Er is daarbij gekeken naar inkomens uit het jaar voorafgaand aan de behandeling.Uit deze studie kunnen geen conclusies worden getrokken over oorzakelijke verbanden tussen het inkomen en het gebruik van specialistische ggz.

Grote verschillen tussen diagnosegroepen
De oververtegenwoordiging van lage inkomensgroepen is niet in alle diagnosegroepen even groot. De grootste verschillen worden gevonden voor de groepen waar schizofrenie en verslavingen onder vallen. Meer dan 50 procent van de behandelde personen met deze psychische aandoeningen kwam uit de groep met de laagste inkomens, minder dan 10 procent uit de hoogste inkomensgroep.

Voor andere stoornissen, zoals eetstoornissen (anorexia en boulimia nervosa) en slaapstoornissen, is juist weinig verschil tussen de inkomensgroepen.

Ook bij jeugd relatie gebruik specialistische ggz en huishoudinkomen
Ook bij jeugd tot 18 jaar is de samenhang tussen huishoudinkomen en het gebruik van specialistische ggz te zien. De 230 duizend behandelde kinderen werden ingedeeld op grond van de inkomenspositie van het huishouden waartoe zij behoren, doorgaans gebaseerd op het inkomen van de ouders. Het blijkt dat 29 procent van deze kinderen uit de laagste en 12 procent uit de hoogste inkomensgroep komt. Dat is vergelijkbaar met het beeld bij volwassenen.

Grootste verschillen bij kinderen behandeld voor oppositioneel opstandig gedrag
De belangrijkste psychische aandoeningen waarvoor kinderen werden behandeld waren stemmings- en angststoornissen, aandachts- en gedragsstoornissen (waaronder hyperactiviteit) en pervasieve ontwikkelingsstoornissen (stoornissen in het autistisch spectrum).

De verdeling over inkomensgroepen varieert per diagnosegroep. De grootste verschillen worden waargenomen bij kinderen die worden behandeld voor oppositioneel opstandig gedrag; een van de aandachts- en gedragsstoornissen. Van hen komt 44 procent uit de laagste inkomensgroep en 8 procent uit de hoogste.

Vaak meerdere problemen tegelijkertijd
In de specialistische ggz worden mensen behandeld met zwaardere psychische problematiek. Vaak spelen er meerdere problemen tegelijkertijd. In 2014 werden bij meer dan de helft van de behandelingen twee of meer diagnosen geregistreerd die van invloed waren op de behandeling. Vooral bij de behandeling van aan een middel gebonden stoornissen (onder meer misbruik en afhankelijkheid van alcohol en drugs) en bij persoonlijkheidsstoornissen spelen vaak ook andere psychische problemen. Bij mensen die in eerste instantie behandeld worden voor een middelenstoornis wordt vooral vaak een persoonlijkheidsstoornis geregistreerd en bij mensen die primair behandeld worden voor een persoonlijkheidsstoornis wordt vaak ook een stemmingsstoornis (zoals depressie) geregistreerd.

Bron: cbs.nl

Dit bericht is 2793 keer gelezen.

Facebooktwitterlinkedinmail