14 juli 2023 – Cannabis is de meest gebruikte drug onder jongeren en inmiddels de drug waarvoor jongeren het vaakst medische hulp zoeken. Nu cannabis steeds gemakkelijker verkrijgbaar is, en gezien de risico’s die eraan verbonden zijn, is het belangrijk om te begrijpen welke triggers tot cannabisgebruik leiden. Zo stellen onderzoekers op het gebied van jeugdzorg. Uit hun nieuwe en net gepubliceerde onderzoek blijkt dat medekinderen uit een gezin een tot dusver onderbelichte invloed uitoefenen. ‘Zij hebben net zoveel invloed als leeftijdsgenoten en kunnen het cannabisgebruik normaliseren.’
Cannabis, ook wel marihuana of wiet genoemd, is een plant. De bladeren, bloemen of bloemtoppen worden geconsumeerd door middel van roken, verdampen, aanbrengen op de huid of verwerking in voedsel of door er thee van te zetten. De cannabisplant bevat een aantal chemische verbindingen, cannabinoïden genaamd, die de hersenen en andere delen van het zenuwstelsel kunnen aantasten.
‘Cannabisgebruik tijdens de adolescentie wordt in talrijke onderzoeken in verband gebracht met cognitieve en ademhalingsproblemen, hallucinaties, paranoia en een grotere kans op cannabisverslaving op volwassen leeftijd’, legt Ivy Defoe, onderzoeker Forensische Kinder- en Jeugdzorgwetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam en een van de auteurs, de risico’s uit. ‘Je zou het misschien niet denken maar in landen als de VS en het VK is cannabis inmiddels de drug waarvoor jongeren het vaakst medische hulp zoeken. En in Nederland wordt het vaakst rond deze drug een middelenmisbruikstoornis vastgesteld.’ Volgens Defoe moeten we de triggers van cannabisgebruik beter begrijpen zodat we mentale problemen en verslaving kunnen helpen voorkomen.
Jongeren brengen vaak meer tijd door met broers en zussen dan met hun ouders en leeftijdsgenoten
Wat we al weten is dat sociale factoren een belangrijke rol spelen bij cannabisgebruik tijdens de jeugd. ‘Dat het uitmaakt als ouders en leeftijdsgenoten cannabis gebruiken is bijvoorbeeld goed gedocumenteerd’, vertelt Defoe. Maar over de invloed van medekinderen uit een gezin was veel minder bekend. En dat is volgens haar verrassend. ‘Jongeren brengen vaak meer tijd door met hen door dan met hun ouders en vrienden of leeftijdsgenoten. En “siblings” zijn doorgaans zowel familie als leeftijdsgenoten, wat hun invloed naar je zou verwachten nog groter maakt.’
De relatie tussen cannabisgebruik en aandoeningen
Samen met collega’s deed Defoe grensverleggend onderzoek naar de relatie tussen het cannabisgebruik van jongeren en hun broers/zussen en aandoeningen. Ook analyseerden zij in hoeverre deze relatie werd beïnvloed door de aard van de relatie (tweelingen versus niet-tweelingen), geslacht en leeftijd. ‘Met onze meta-analyse van meer dan twintig onderzoeken wilden we grondig vaststellen in hoeverre het cannabisgebruik van medekinderen het cannabisgebruik van jongeren beïnvloedt. Waar vergelijkende gegevens beschikbaar waren, hebben we deze ook afgezet tegen de invloed van ouders en leeftijdsgenoten.’
Invloed van medekinderen gelijk aan die van leeftijdsgenoten
Uit het onderzoek blijkt een sterk verband tussen het cannabisgebruik door jongeren en dat van ‘siblings’ in het gezin. ‘Wanneer een sibling cannabis gebruikt, vergroot dit de kans dat een jongere ook cannabis gebruikt’, zegt Defoe. ‘Dit verband was bijzonder duidelijk bij eeneiige tweelingen en medekinderen van hetzelfde geslacht. Maar het was ook aanwezig bij twee-eiige tweelingen en niet-tweelingen, bij alle geslachten en leeftijdsgroepen.’ Defoe noemt het interessant dat de invloed van siblings net zo groot bleek als die van vrienden en leeftijdsgenoten, en zelfs groter dan de invloed van cannabisgebruik door ouders.
Niet alleen genetisch
Zit het allemaal in de genen? ‘Nee’, stellen de auteurs, ‘als het allemaal aan de genen zou liggen, zouden ouders evenveel invloed hebben als medekinderen, en zouden laatste meer invloed hebben dan vrienden en leeftijdsgenoten. ’Dit was niet het geval. De omgeving en sociaal leren speelt een belangrijke rol.’
Het DNERM is een person-environment model, dat de wisselwerking tussen risicoblootstelling (blootstelling aan drugs) en zelfbeheersing beschrijft. Het legt de nadruk op de interactie tussen de neuropsychologische ontwikkeling van adolescenten en hun veranderende fysieke en sociale ecologie, die weer is ingebed in een culturele context.
‘Uit onderzoek blijkt dat jongeren vaak meer tijd doorbrengen met hun siblings dan met de ouders, dus dit verband is wel logisch’, waarmee Defoe uitlegt dat deze invloed van de omgeving in lijn is met haar Developmental Neuro-Ecological Risk-taking Model (DNERM). ‘Deze normalisering van gedrag kan de aantrekkingskracht en het gebruik van cannabis doen toenemen. Dit geldt vooral voor adolescenten die nog op zoek zijn naar hun identiteit. Als ze zien dat een broer/zus cannabis gebruikt kan dit al genoeg zijn om hun nieuwsgierigheid aan te wakkeren en er mogelijk toe leiden dat ze zelf cannabis gaan gebruiken.’
Medekinderen in therapie
Therapieën voor jongeren met problematisch cannabisgebruik zouden veel effectiever kunnen zijn als medekinderen erbij worden betrokken, concluderen de auteurs. ‘zij zijn gemakkelijker bij dergelijke therapieën te betrekken dan leeftijdsgenoten. Helaas zijn de meeste drugstherapieën voor jongeren doorgaans alleen gericht op de relatie ouder-kind, en wordt de belangrijke rol van siblings buiten beschouwing gelaten. Onze meta-analyse benadrukt dat alle soorten relaties tussen hen relevant zijn in de aanpak van cannabisgebruik door jongeren.’
Artikeldetails
Defoe, I.N., Treffers, S. en Stams, G.J. (2023), Research Review: Siblings matter. A multi-level meta-analysis on the association between cannabis use among adolescent siblings. J Child Psychol Psychiatr. https://doi.org/10.1111/jcpp.13836
Bron: uva.nl
Dit bericht is 1101 keer gelezen.