Opvoedadviezen over eerste maanden slaan plank regelmatig mis

Facebooktwitterlinkedinmail

2 augustus 2022 – Weinig periodes zijn voor ouders zo stressvol als de eerste maanden van hun baby. Jonge ouders worden dan ook overspoeld door een stortvloed aan opvoedadviezen. Alleen slaan die de plank regelmatig mis, bijvoorbeeld als het gaat om troosten, samen slapen en borstvoeding. Roseriet Beijers, hoofddocent aan het Behavioural Science Institute, scheidt het kaf van het koren.

Het is allerminst eenvoudig om evidente wetenschappelijke inzichten over de ontwikkeling van het jongste kind – de specialisatie van Beijers – in de huiskamers te krijgen. Al is het maar omdat robuuste, langlopende onderzoeken naar wat wel of niet werkt schaars zijn, aldus de onderzoeker. En inzichten die wél goed zijn ontwikkeld – over hechting, over slaap – staan soms lijnrecht tegenover elkaar als het gaat om concrete adviezen.

Zeker zijn er adviezen die door wetenschap worden gesteund, zoals de richtlijn van de World Health Organization (WHO) om de eerste zes maanden borstvoeding te geven en de wieg ’s nachts bij het ouderlijk bed te plaatsen. ‘Samen slapen op de ouderlijke kamer vermindert de kans op wiegendood, waarschijnlijk omdat ouders dan direct kunnen reageren op zorgelijke geluiden.’ Maar het advies wordt slecht opgevolgd, leert onderzoek: dertig procent houdt het samen slapen zes maanden vol. ‘Ouders denken bijvoorbeeld dat het kindje verwend zal raken en altijd afhankelijk zal blijven van de nabijheid van ouders om in slaap te vallen of door te slapen.’

Vermeende verwennerij

De vermeende verwennerij met het wiegje naast het ouderlijk bed is maar één van de mythes die de ronde doen. Het onderzoek dat hierover bekend is, laat geen relatie zien tussen het nabije wiegje en latere afhankelijkheid bij het kind.

Een andere hardnekkige mythe is het advies om baby’s niet te snel te troosten, ook niet bij hardnekkig huilen of huilen bij het slapen gaan. ‘Laten huilen, anders wordt-ie maar verwend en blijf je bezig’, luidt de lekenwijsheid. Onzin, zegt Beijers op basis van beschikbare gegevens: baby’s tot zes maanden kun je gewoon (proberen te) troosten. ‘Als baby’s heel jong zijn, kunnen ze geen relatie leggen tussen oorzaak en gevolg. Het lijkt kwalijker te zijn, uit oogpunt van latere hechting, om het huilen te negeren’, aldus Beijers.

Van hetzelfde laken een pak is de flesvoeding: die zou tegenwoordig zó goed zijn, dat je het gedoe met borstvoeding – laat staan met kolven – gerust kunt besparen. Ook niet waar, zo wijst Beijers op de verbazingwekkende kwaliteiten van de moedermelk. Daarin zitten stofjes die inhaken op wat jóuw baby nodig heeft, met andere melk afhankelijk van het tijdstip van de dag, en of het een jongen of meisje is. ‘Zelfs past de melk zich aan als je kindje ziek is. Dat zijn allemaal dingen die je met poedermelk niet kun namaken.’

Opvoedstress
Juist de zo diverse ontwikkelingsgang van de allerjongste kinderen maakt in ogen van Beijers opvoedboeken problematisch: opvoeding past niet in een mal. Ze noemt het bij ouders al jaren immens populaire boek Oei ik groei! dat uitgaat van vaste ontwikkelstappen binnen vaste termijnen. ‘Het boek is wetenschappelijk niet aan de maat, maar dat maakt voor het succes helaas niks uit.’

Beijers beveelt ouders geen opvoedboeken aan, maar inzichtboeken, zodat je de gevarieerde ontwikkeling kunt doorgronden. ‘Dan begrijp je bijvoorbeeld dat de meeste baby’s nog niet doorslapen in de eerste weken, en dat je je daar dus geen zorgen over hoeft te maken.’

Bron: radboudrecharge.nl / vakbladvroeg.nl 

Dit bericht is 3372 keer gelezen.

Facebooktwitterlinkedinmail