Gespecialiseerde psychotherapieën bij borderline effectiever dan reguliere therapie

Facebooktwitterlinkedinmail

31 augustus 2018- Borderline persoonlijkheidsstoornis (BPS) komt bij 1,1 % van de Nederlandse bevolking voor en heeft een substantiële negatieve impact op het leven van mensen met deze stoornis: ze functioneren slechter, beschadigen zichzelf vaker, ondernemen vaker een suïcidepoging en hebben vaker andere psychische en fysieke problemen.

Er bestaan vier vormen van gespecialiseerde psychotherapie: dialectical behavior therapy (DBT), mentalization-based treatment (MBT), transference-focused therapy (TFP) en schema therapy (ST) voor BPS. De therapieën hebben allen een theoretische kader dat oorzaken en onderhoudsfactoren van BPS verbindt met therapeutische technieken, een BPS-specifieke rationale voor de personen in behandeling, adviezen voor therapeuten (bijvoorbeeld hoe te reageren op problematisch gedrag) en een gestructureerd programma voor de personen met BPS. De behandelingen kennen vaak een lange duur. Maar deze lange vorm wordt of kan vaak niet worden aangeboden.

De literatuurstudie toont aan dat de gespecialiseerde psychotherapieën beter werken dan een gebruikelijke behandeling. Het is dus van belang om ze juist vaker toe te passen. De onderzoekers adviseren om met de cliënt te bespreken welke vorm van gespecialiseerde psychotherapie het beste past. Een andere aanbeveling is dat de instelling waar de behandeling gegeven wordt één van de vier vormen kiest op basis van kosten en kans op succesvolle implementatie.

De literatuurstudie is gebaseerd op 20 Randomized Controlled Trials (RCT’s) met 1375 deelnemers. Het (gratis beschikbare) artikel over de studie is gepubliceerd in Australian & New Zealand Journal of Psychiatry (14e op de ranglijst van wereldwijde vakbladen in de psychiatrie). Daarnaast is de onderliggende evidentie van het artikel gebruikt tijdens de ontwikkeling van de Zorgstandaard Persoonlijkheidsstoornissen.

Het artikel is geschreven door Matthijs Oud, onderzoekers van het Trimbos-instituut, in samenwerking met Arnoud Arntz (Professor Klinische Psychologie,  Universiteit van Amsterdam), Tim Kendall (National Clinical Director for Mental Health van de NHS in Engeland), Marleen Hermens (Senior onderzoeker, VU Amsterdam, en Rogier Verhoef (University Utrecht).

Bron: trimbos.nl

Dit bericht is 8251 keer gelezen.

Facebooktwitterlinkedinmail