2 oktober 2020 – Naasten van mensen met een psychische of psychiatrische stoornis die een strafbaar feit hebben gepleegd, hebben te maken met sociale en vooral emotionele lasten. Zij zien eerder wanneer het minder goed gaat met hun dierbare maar voelen zich niet altijd prettig bij hun signalerende rol. Naasten lijken in een spagaat te verkeren doordat ze enerzijds een goede relatie met hun dierbare willen, maar ook bezorgd zijn en alarmerende signalen zien maar niet als politieagent willen overkomen bij hun dierbare.
Het Trimbos-instituut heeft onderzocht in hoeverre familieleden en naasten betrokken worden bij de behandeling in de forensische zorg, waar zij tegenaan lopen en op welke manier de inzet van naasten een gunstige toevoeging is in het behandelingstraject.
Forensische ggz heeft weinig te doen met familiebeleid
Het familiebeleid in de forensische ggz is nog weinig ontwikkeld. Er ontbreekt een gedeeld referentiekader. Uit de focusgroepen met cliënten, naasten en hulpverleners blijkt dat de invulling van naastenbetrokkenheid afhankelijk is van de forensische setting (ambulant of klinisch) en de hulpverlener die de naaste treft. Vaak is de hulpverlening gericht op de cliënt en te weinig op de omgeving en het systeem om de cliënt heen. Familieleden en naasten hebben niet alleen behoefte aan informatie, maar ook aan een hulpverlener die vraagt hoe het met hen gaat en waar zij behoefte aan hebben.
Eenrichtingsverkeer
Veel naasten ervaren het contact met de hulpverlening in de forensische zorg momenteel als onvoldoende. Zij vinden dat de communicatie te veel eenrichtingsverkeer is. Naasten willen graag weten wat er met hun signalen wordt gedaan en willen door de behandelaren op de hoogte worden gehouden wanneer zij signaleren dat het minder goed gaat met de cliënt. Een goede relatie tussen hulpverleners en naasten is van belang voor alle partijen om een wederzijdse informatie-uitwisseling te kunnen bewerkstelligen. Dit zou onder andere kunnen helpen in het vroeg signaleren van escalerende situaties of terugval van de cliënt.
Triadisch werken
Op basis van de resultaten uit het onderzoek zijn verschillende aanbevelingen in het rapport Naastenbeleid in de Forensische GGZ voor de ambulante en klinische forensische zorg geformuleerd. Een belangrijke aanbeveling is om vanaf de start triadisch – met cliënt, hulpverlener en naasten – te werken en dit gedurende het hele behandeltraject te continueren, bijvoorbeeld met behulp van de Triadekaart. Daarnaast is van belang om oog te hebben voor de behoeftes van naasten en familie-interventies zoals resourcegroepen en psycho-educatiegroepen in de organisatie aan te bieden.
Meer informatie
Bent u professional in de forensische zorg en wilt u meer informatie over de uitkomsten van dit onderzoek? Houd het dossier ‘Mantelzorg’ in de gaten of stuur een bericht naar contactpersoon Maaike van Vugt. Naasten kunnen voor informatie en ondersteuning terecht bij MIND.
Bekijk het dossier ‘Mantelzorg’
Bekijk het dossier ‘Dubbele diagnose’
Over het onderzoek
Wij hebben door middel van focusgroepen met cliënten, naasten en professionals (verpleegkundigen, psychologen, systeemtherapeuten) in drie forensische voorzieningen onderzocht in hoeverre naasten betrokken willen worden bij de behandeling in de forensische zorg, en wanneer en op welke manier dit het beste kan gebeuren. Ook is breed literatuuronderzoek gedaan en zijn diverse experts geraadpleegd. Het onderzoek is in de periode 2018-2020 in opdracht van het Expertisecentrum Forensische Psychiatrie uitgevoerd door het Trimbos-instituut, in samenwerking met Familieperspectief, GGNet, Reinier van Arkel, GGZ NHN, GGz Drenthe en Pro Persona.
Dit bericht is 4866 keer gelezen.