Angst en depressie bij jongeren doelgerichter behandelen

Facebooktwitterlinkedinmail

19 april 2017 – Eén op de 5 jeugdigen heeft last van depressieve gevoelens en nog eens 1 op de 5 van angst. Die klachten hinderen een normale ontwikkeling en leiden vaak tot slechte schoolprestaties en sociaal isolement. Hoe eerder je ze aanpakt, hoe beter het resultaat, zegt Ireen de Graaf van het Trimbos instituut, waarnemend projectleider van het consortium Angst en depressie bij jongeren.

Van jeugdigen met angst- en depressieklachten heb je vaak weinig last, vertelt De Graaf. ‘Ze internaliseren hun klachten. Ze vragen geen aandacht met lastig gedrag, zeggen weinig, vermijden beangstigende situaties, maken weinig vrienden. Daarom vallen ze niet op. Maar ze hebben wel degelijk hulp nodig. Want ze kunnen zich ongemerkt heel ongelukkig voelen. Als er niets gebeurt, worden hun klachten vaak alleen maar erger. Hoe eerder je erbij bent, hoe groter de kans dat de klachten verminderen.<

Gelukkig zijn er veel effectieve interventies beschikbaar. Maar hulpverleners tasten vaak in het duister over de vraag welke elementen maken dat de interventies werken. Tot op heden heeft effectonderzoek namelijk meestal betrekking op totale interventies. ‘Daarmee blijft de inhoud een soort black box,’ zegt De Graaf. ‘Nu gaan we kijken welke onderdelen maken dat een interventie werkt.’ Met meer informatie over werkzame elementen en wanneer en bij wie deze het beste ingezet kunnen worden, kunnen hulpverleners doelgerichter werken. Het gaat om een nieuwe manier van onderzoek doen, benadrukt De Graaf.

Overlap interventies

Angst en depressie zijn twee aparte stoornissen, maar de klachten hangen ook nauw samen. De meeste bestaande interventies zijn gebaseerd op de cognitieve gedragstherapie (CGT), die voor deze klachten bewezen effectief is. Er is veel overlap tussen interventies, in aanpak en doelgroepen. Analyse van de handleidingen op potentieel werkzame elementen maakt een eerste schifting mogelijk. ‘Als eerste stap bekijken we met bestaand onderzoek welke elementen voor komen in de meest effectieve behandelingen. Enkele van de werkzame elementen vergelijken we in randomised controlled trials. Zo krijgen we nog meer duidelijkheid over hun werkzaamheid. De angsttrials gaan bijvoorbeeld over vragen als: welke vorm van exposure (het kind geleidelijk blootstellen aan waar het bang voor is, red.) werkt het beste? Heeft de combinatie van exposure met cognitieve technieken of ontspanningsoefeningen meerwaarde?’

Modulaire aanpak

Het consortium wil alle onderzoekskennis gebruiken om een modulaire aanpak van werkzame elementen te ontwikkelen. ‘Je stelt dan een behandeling samen met verschillende werkzame elementen of modules en ontwikkelt zo in zekere zin een interventie op maat,’ zegt De Graaf. ‘Welke modules je aanbiedt en in welke volgorde, kies je met behulp van een beslisboom. Deze geeft bijvoorbeeld aan welke aanpak je kunt kiezen bij lichte, middelmatige en zware problemen en bij verschillende soorten problematiek. De hulpverlener houdt met behulp van een korte vragenlijst bij of het kind of de jongere voldoende baat heeft bij de gekozen module. Op basis daarvan kan hij beslissen om door te gaan of juist over te schakelen op een andere module.’

Werkblad, filmpje, folder?

Voor de presentatie en het toegankelijk maken van de resultaten denkt De Graaf aan gebruik van werkbladen, filmpjes of folders, in het geval van angstklachten bijvoorbeeld over welke vorm van exposure het best gekozen kan worden. De consortia zullen hun plannen en ideeën over het toegankelijk maken en presenteren van de onderzoeksresultaten onderling en met de gebruikers moeten afstemmen, zegt De Graaf. ‘We willen allemaal dat medewerkers in de GGZ, op scholen en bij de gemeenten uiteindelijk straks de beste aanpak van een bepaald probleem kiezen’.

Bron: zonmw.nl

Dit bericht is 5803 keer gelezen.

Facebooktwitterlinkedinmail