24 juni 2021 – Soms lijkt het zo eenvoudig: mensen die succes hebben, hebben hun best gedaan en hard gewerkt. Als je daarentegen geen succes hebt en faalt, zal dat wel aan je eigen gebrek aan inzet hebben gelegen. Zo wordt er vaak geoordeeld. Maar is het hebben van succes of het ervaren van mislukking echt zo eenduidig? Nathalie Kelderman verkent in deze bijdrage de rol die het zelfbeeld speelt bij succes en falen.
Ken jij van die mensen? Die een aangeboren vertrouwen in zichzelf en hun eigen kunnen lijken te hebben. Die bij tegenslag wel even geraakt zijn, maar nooit zoveel dat het echt aan hun zelfbeeld gaat knagen.
Dit zijn vaak mensen met een positief zelfbeeld. Dit is een voorrecht waarvan degene die het heeft zich vaak niet bewust is. Je kunt het vergelijken met het hebben van een netwerk omdat je in een bepaalde familie geboren bent. Zo kom je bijvoorbeeld via het netwerk van je ouders of familie makkelijker in contact met mensen die jou verder kunnen helpen in het leven. Hierdoor kun je makkelijker op bepaalde posities terechtkomen, dan mensen die deze familierelaties niet hebben. Dit zijn privileges waar mensen zich vaak niet bewust van zijn en die daarom als vanzelfsprekend gezien worden.
‘Een zelfbeeld is deels aangeboren.’
Een positief zelfbeeld als privilege
Zo is het ook met zelfbeeld. Een zelfbeeld is namelijk deels aangeboren. Als je vanaf je geboorte en in de opvoeding erna de boodschap hebt meegekregen dat je helemaal mag zijn zoals je bent, dan is dat een privilege dat een ongelooflijk verschil kan maken in je verdere leven. Het zorgt ervoor dat je batterij met eigenwaarde van kinds af aan gevuld is en dat de basis stevig is. Door een positief zelfbeeld heb je een goed gevoel over jezelf. Daardoor is het gemakkelijker om angst te overwinnen en uitdagingen aan te gaan. Een positief zelfbeeld maakt je minder afhankelijk van de goedkeuring van anderen.
Dit betekent niet dat iemand met een positief zelf- beeld geen nare dingen kan tegenkomen in zijn of haar leven; dat heb je als mens niet voor het zeggen. Maar het betekent wel dat veel dingen in het leven je makkelijker zullen afgaan dan bij mensen met een negatief zelfbeeld.
Schrijfster en psychotherapeut Manja de Neef zegt hier het volgende over: ‘Het zelfschema (of zelfbeeld) wordt al vroeg gevormd, op grond van ervaringen die iemand opdoet in de loop van zijn kindertijd en jeugd, net als de schema’s over anderen en de wereld om hem heen. Verondersteld wordt dat er een aangeboren component is en dat genetische factoren (zoals bijvoorbeeld het ontvankelijk zijn voor negatieve respectievelijk positieve informatie en een aangeboren interpretatie- bias) een grote rol spelen in de ontwikkeling van het zelfbeeld (Neiss, Sedikides & Stevenson, 2002; Raevu- ori et al., 2007).’
Het zelfbeeld kan positief of negatief zijn. In Rosenbergs model is het zelfbeeld een optelsom van wat iemand over zichzelf weet (prestaties en competenties), hoe hij de verschillende elementen waardeert (plus of min) en hoe hij de verschillende elementen laat meetellen (licht of zwaar). De uitkomst van deze som kan volgens Rosen- berg positief of negatief zijn. Een zelfbeeld kan worden samengevat als een bepaalde basisassumptie die iemand over zichzelf heeft, bijvoorbeeld ‘ik doe er (niet) toe’ of ‘ik mag er (niet) zijn’.
‘Misschien kun je met andere, mildere ogen naar jezelf kijken.
Negatief zelfbeeld als ondermijner
Laten we eens kijken naar de minkant van dit spectrum, het negatieve zelfbeeld. Dit is een vaste negatieve overtuiging over zichzelf die tot uitdrukking komt in gedachten, gevoel en gedrag. Het heeft een nadelige invloed op allerlei gebieden van het leven, brengt veel beperkingen met zich mee en gaat meestal niet vanzelf over. Vaak is het zelfbeeld niet kloppend met de realiteit zoals die
door anderen over de persoon worden waargenomen.
Zo kun je als buitenstaander van iemand vinden dat hij allerlei talenten heeft, terwijl de persoon in kwestie daar heel anders over denkt. Zelfbeeld wordt vaak in verband gebracht met lichaamsbeeld, maar dat is slechts een onderdeel van het hele zelfbeeld. Dit wordt bijvoorbeeld genoemd bij mensen die een eetstoornis hebben ontwikkeld en die zichzelf als veel dikker beoordelen dan de spiegel of de weegschaal laat zien.
Is een negatief zelfbeeld dan een stoornis die net als bijvoorbeeld depressie en angststoornissen is opgeno- men in het psychiatrisch handboek, de DSM? Nee, een negatief zelfbeeld is geen DSM-classificatie en komt niet in de multidisciplinaire richtlijnen voor. Wel is er volgens de psychologen Van Heycop ten Ham, Hulsbergen en Bohlmeijer de laatste jaren aandacht voor diagnostiek en behandeling van transdiagnostische factoren, problematiek die bij meerdere DSM-classificaties voorkomt en een causale of in stand houdende factor vormt. Een negatief zelfbeeld is er een van.
Kortgezegd is een negatief zelfbeeld een overkoepelende factor die bij meerdere psychi- atrische stoornissen voorkomt en die deze veroorzaakt of in stand houdt.
Het lastige aan een negatief zelfbeeld is dat deze keten moeilijk te doorbreken is. Het gaat van generatie op generatie. Dit is de reden dat je bepaalde gedragspatronen in families generaties lang terug ziet komen.
Aan een positiever zelfbeeld bouwen
Als je bovenstaande leest ga je jezelf afvragen of het mogelijk is van een negatief zelfbeeld af te geraken en tot een positiever beeld over jezelf te komen. Al browsend op het internet zie ik veel websites met tips om tot een positief zelfbeeld te komen. Er staan dingen in als: ac- cepteer jezelf zoals je bent, beoefen zelfcompassie, stop met vergelijken. Het lijkt hierdoor alsof er makkelijke oplossingen bestaan, die met een paar tips gerealiseerd kunnen worden. Niets is echter minder waar. Voor het creëren van een positiever zelfbeeld bestaat geen quick fix. Het is niet als het vervangen van een kapotte band door een nieuw exemplaar. Het is evenmin iets wat je weg kunt denken met positieve affirmaties. Daarvoor is een negatief zelfbeeld vaak te taai en te diep geworteld in de overtuigingen over jezelf.
Wat wel een weg is die kan bijdragen aan een positiever zelfbeeld, is er iets naast te zetten. Het startpunt is dat je van jezelf ziet dat je zelfbeeld negatief is en dat je daar last van hebt. Je bouwt als het ware naast het negatieve zelfbeeld bewijsmateriaal op voor een positiever zelf- beeld. Op deze manier daag je de negatieve gedachtes over jezelf uit. Als we Rosenbergs model er weer bij pakken, is het zelfbeeld een optelsom van wat iemand over zichzelf weet (prestaties en competenties), hoe hij de verschillende elementen waardeert (plus of min) en hoe hij de verschillende elementen laat meetellen (licht of zwaar). Zo kun je bijvoorbeeld benoemen dat je vindt dat je goed (waardering) kunt schrijven (competentie) en dat je dit een belangrijk talent van jezelf vindt (zwaar laten meewegen). Daarbij kun je ook opmerken dat je niet zo goed (waardering) kunt sporten (prestatie), maar dat je dat niet heel erg belangrijk vindt (licht laten meewegen). En zo kun je dat voor meerdere aspecten van je persoonlijkheid doen.
Is dit dan een pleidooi voor lotsbestemming, waar een individueel mens niets aan veranderen kan? Nee, dat ook weer niet. Maar het kan soms wel helpen bij het begrijpen van waarom dingen voor bepaalde mensen zoveel lastiger gaan dan bij anderen.
De metafoor van de koker met zand
Hoe werkt dat dan? Ik leg het je uit aan de hand van de volgende metafoor:
Stel je een koker voor gevuld met zand. De koker staat voor een persoon. Het zand is het zelfbeeld. Bij iemand met een positief zelfbeeld rust deze koker op een fundament van stevige klei. De bovenkant is open en staat voor het leven. Bovenop en vanuit deze koker, kan gebouwd worden. Dit bouwen heeft betrekking op onder meer sociale relaties, opleiding, werk, maar ook eigen- waarde. Er kan veel worden gebouwd en uitgebouwd. Het fundament is stevig. Soms waait er wel wat zand uit de koker, dit zijn nare gebeurtenissen in iemands leven die plaatsvinden, waardoor er even gepauzeerd moet worden met verder bouwen, maar het fundament blijft staan. Dat is er gewoon.
Hoe gaat dat bij iemand met een laag zelfbeeld?
Stel je eenzelfde koker voor. De koker staat op een po- reuze ondergrond, het zand waarmee de koker gevuld is kan wegsijpelen, aan de onderkant, de basis en aan de zijkant. In deze koker zitten kleine en soms grote gaten. De koker is gevuld met zand, maar het zand kan dus vervliegen. Dit betekent dat er veel gestut moet worden: aan de onderkant die poreus is, en aan de zijkant. Dit stutten kan bestaan uit dingen als het volgen van therapie, om inzicht te krijgen in je vastgeroeste denkpa- tronen die vaak niet helpend zijn. Het zijn bijvoorbeeld negatieve gedachtes over jezelf die je vermogen om te bouwen ondermijnen.
Ook het nemen van antidepressiva om depressies het hoofd te bieden kan als stutten gezien worden. Of het doen van dagelijkse meditaties waarbij je als het ware een soort tegengif toedient aan je eigen koker. Gevolg van al dit stutten, is dat het bouwen een beetje langzamer en moeizamer verloopt dan bij anderen met een stevige koker en ondergrond. En wat er gebouwd wordt kost meer moeite om in stand te houden. Het maken van carrière bijvoorbeeld vraagt veel stutwerk en continue aandacht voor het stevig houden van de basis. Soms lukt dit niet en zakken er wat bouwstenen in. Dit kan zich uiten in bijvoorbeeld depressie, angst of andere symptomen van haperingen in het zelfbeeldsysteem. Voor iemand uit de eerste koker ziet het er bij iemand in de tweede koker vaak wat vermoeiend uit. Mensen die hierin zitten en zich niet bewust zijn van hun eigen privilege van een positief zelfbeeld, kunnen vaak erg zwart- wit kijken naar deze strubbelende medemens. Zij hebben het adagium: iedereen heeft gelijke kansen in dit land en als je gewoon hard werkt, je best doet en zelf de slingers ophangt kan iedereen een leuk en mooi leven hebben. Dit is een zienswijze waar je als tweede koker moeilijk weerstand aan kunt bieden, maar waar je wel last van kunt hebben. Want inderdaad kun je dan denken: ‘waarom gaan dingen bij mij zoveel moeilijker dan bij een ander?’ De verklaring zit vaak in het verschil in aangeboren eigenwaarde, die voor de een leidt tot een positief en voor de ander een negatief zelfbeeld.
Zelfbeeld en kansenongelijkheid
Waarom is dit nu belangrijk? Het belang is tweeërlei: voor de eerste koker om te realiseren dat een positief zelfbeeld voor anderen niet vanzelfsprekend hoeft te zijn. Het kan een bepaalde bescheidenheid geven over je eigen prestaties. Natuurlijk, je hebt er hard voor gewerkt, maar je bent ook bevoorrecht vanaf de geboorte en daarvoor. Voor de tweede koker kan het helpen om juist milder te kijken naar de eigen levensloop: je hebt namelijk gewoon harder moeten werken om de basis goed te houden, en daarom zijn bepaalde prestaties wellicht wat achtergeble- ven bij je verwachtingen. Als je bedenkt waar je vandaan komt, dan kun je misschien met andere, mildere ogen naar jezelf kijken.
Een verschil in zelfbeeld zorgt feitelijk voor niet duidelijk zichtbare, maar wel bepalende kansenongelijkheid. Deze ongelijkheid gaat niet over rijk of arm of kansenongelijk- heid door afkomst. Het gaat om een subtielere vorm van kansenongelijkheid, namelijk een verschil in zelfbeeld. Inzicht in het zelfbeeld, hoe je over jezelf denkt en hoe dit bijdraagt aan je functioneren in de maatschappij leidt zo tot een andere manier van kijken naar mislukking en succes. En kan daarmee een waardevolle bijdrage leveren aan de discussie over kansenongelijkheid.
Nathalie Kelderman is politicoloog en werkte o.a. bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Na het doormaken van depressies legde zij zich toe op het bespreekbaar maken van mentale problemen en was zij vijf jaar lang directeur van de landelijke Depressie Vereniging.
Dit artikel is gepubliceerd in The Optimist juli/augustus 2021
Dit bericht is 5641 keer gelezen.