Kamerbrief van minister Helder over evaluatie van de Wvggz en Wzd

Facebooktwitterlinkedinmail

3 april 2023 – Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) informeert de Tweede Kamer over haar beleidsreactie op de 1e evaluatie van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd). De Eerste Kamer heeft eenzelfde brief gekregen. 

Met deze brief bied ik u, mede namens de minister voor Rechtsbescherming, mijn beleidsreactie aan op de eerste evaluatie van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd). Allereerst wil ik mijn waardering uitspreken voor het werk van de onderzoekers van Amsterdam UMC/Trimbos, dat heeft geresulteerd in deze lijvige rapportage. In het eindrapport worden stevige conclusies getrokken: “Als het erom gaat dat een wet toegankelijk en werkbaar is, aansluit bij het terrein waarop deze van toepassing is en relatief makkelijk te implementeren is, dan zijn de Wvggz en de Wzd in belangrijke mate mislukt. Van heldere regelgeving die voldoende rekening houdt met de kenmerken van de domeinen waarin ze moet worden toegepast is geen sprake”.

Ik vind het belangrijk om deze conclusies samen met het veld en samen met u voortvarend ter hand te nemen en om te zetten in beter uitvoerbare wetgeving. De onderzoekers bieden in hun aanbevelingen handvatten om reeds drie jaar na inwerkingtreding van deze wetten noodzakelijke en aanzienlijke wijzigingen aan te brengen in de gedwongen zorgwetgeving. Deze wijzigingen zijn nodig om mensen die met gedwongen zorg te maken krijgen niet alleen op papier, maar ook in de praktijk goede rechtsbescherming te bieden. Dit is het belangrijkste doel van de wetten. Daarbij willen we met deze wetten ook belangrijke doelstellingen bereiken die te maken hebben met het terugdringen van het toepassen van dwang en het vergroten van de eigen regie van mensen die om wat voor reden ook gedwongen zorg nodig hebben. Mede door de complexiteit van de wetgeving komen deze doelen nu onvoldoende uit de verf.

De onderzoekers merken op dat wetgeving ook niet altijd het gepaste of meest geschikte instrument is om bepaalde doelstellingen te bereiken. Zij werpen terecht de vraag op of je met wetgeving überhaupt kunt bereiken dat er minder dwang wordt toegepast.2 Ik realiseer me dat minder dwang vooral zal moeten komen door met de praktijk in te zetten op bewustwording, kennisvergroting en door er voor te zorgen dat zorgverleners daadwerkelijk in staat zijn om persoonsgerichte zorg te verlenen. Dat gaat niet alleen om het hebben van voldoende tijd, maar ook om het beschikken over alternatieven voor dwang. Immers, het verlenen van vrijwillige zorg is in veel gevallen minder tijdrovend dan zorg waartegen iemand zich verzet en waar je soms ook meerdere zorgmedewerkers voor nodig hebt. De evaluatie vraagt ons om in die context de juiste wettelijke kaders te scheppen. Dit vergt soms stevige keuzes. Keuzes die des te noodzakelijker zijn in het licht van toenemende schaarste en druk op de toegankelijkheid van de zorg.

Tegelijkertijd hebben de Wvggz en Wzd ook goede dingen gebracht, in lijn met de oorspronkelijke bedoeling van beide wetten. Zo merken de onderzoekers op dat de resultaten van de invoering van de Wvggz en Wzd zich langzaam bewegen in de richting van de met beide wetten beoogde doelstellingen. Het gaat vooralsnog om kleine stappen. In gesprekken die ik met patiënten- en cliëntenorganisaties voer hoor ik ook terug dat deze wetten bijdragen aan meer bewustwording onder zorgverleners. Hoewel in deze eerste evaluatie nog geen afname in de toepassing van dwang is geconstateerd, is ook het eerste bemoedigende wetenschappelijk onderzoek verschenen waarin wel een significante afname gedwongen zorgverlening is vastgesteld na de invoering van de wetten.3 Ik zie dit ook terug in de praktijk waarbij zorgaanbieders de introductie van beide wetten hebben aangegrepen om kritisch te kijken naar de manier waarop zij omgaan met gedwongen zorgverlening. Patiënten en cliënten hebben mede hierdoor een positie gekregen waarin zij actief betrokken worden bij de besluitvorming over gedwongen zorg. Ook is er nu meer aandacht voor en inzet op het voorkomen van gedwongen zorg. Of deze tendens doorzet en ook geldt in de breedte van de zorg zal de komende jaren duidelijk moeten worden.

Ik zet in mijn reactie op de evaluatie allereerst uiteen welke leidende principes voor mij ten grondslag liggen aan aanpassing van de Wvggz en Wzd naar aanleiding van deze evaluatie. Vervolgens ga ik in op de grote thema’s van de beide wetten, zoals deze ook uit de evaluatie blijken. De leidende principes zijn bedoeld om de gewenste richting te bepalen op de grote thema’s van de Wvggz en Wzd, om zo te voorkomen dat we het grote geheel aan regels uit het oog verliezen door te veel op specifieke details in de wet- en regelgeving te focussen.

De thema’s die ik in deze brief behandel, betreffen het verbeteren van de besluitvormingsprocedures over gedwongen zorg, het vertrouwenswerk, de groep mensen die geen bereidheid en geen verzet (kunnen) vertonen, de eigen regie van mensen, de samenloop tussen Wvggz en Wzd, en nog enkele andere onderwerpen waar uw Kamer specifiek naar vroeg.4

Aanbevelingen omtrent artikel 2.3 Wet forensische zorg

In deze brief zal nog geen inhoudelijke reactie worden geven op het vijftal aanbevelingen over artikel 2.3 Wet forensische zorg (Wfz). Via artikel 2.3 Wfz kan de strafrechter op elk moment in het strafproces op verzoek van de officier van justitie of ambtshalve besluiten over de afgifte van een zorgmachtiging (Wvggz) of rechterlijke machtiging (Wzd). Het is belangrijk om deze aanbevelingen in samenhang te beschouwen met de uitkomsten van het evaluatieonderzoek dat het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) naar de werking van artikel 2.3 van de Wfz heeft uitgevoerd. De beleidsreactie op dit onderwerp wordt in goed overleg met mijn ministerie voorbereid door de minister voor Rechtsbescherming en volgt naar verwachting in het derde kwartaal van dit jaar.

Proces richting wetsvoorstel

Tot slot geef ik mijn reactie op de belangrijkste aanbevelingen die de rechtsbescherming raken en kunnen leiden tot verbetering in de praktijk. Dit betekent dat deze brief nog geen gedetailleerde uitwerking biedt van alle 70 aanbevelingen van de evaluatie en hoe het precies verwoord zal worden in eventuele wetsvoorstellen. Ik heb bij deze brief al wel een overzicht in de bijlage opgenomen met het voorgestelde vervolg op alle aanbevelingen (bijlage 1).

Ik wil voor de precieze uitwerking nadrukkelijk de praktijk betrekken, zoals ik ook heb gedaan bij de voorbereiding van de reactie op de evaluatie. Dit staat er echter niet aan in de weg dat ik de voorbereiding van het wetsvoorstel voortvarend ter hand zal nemen. Mijn streven is dan ook om in de eerste helft van 2024 een conceptwetsvoorstel aan uw Kamer te sturen.

Leidende principes voor gedwongen zorg wetgeving

Uit de evaluatie heb ik een aantal leidende principes gedestilleerd die voor mij als toetsingskader dienen. Deze principes hoor ik ook terug in de gesprekken met de veldpartijen die over beide wetten zijn gevoerd.

Terug naar de kern. De wetten regelen de procedures waarmee een inbreuk op grondrechten wordt gemaakt. Uit de evaluatie blijkt dat de gedwongen zorgwetten te veel beleidsdoelen nastreven die verder gaan dan het regelen van de rechtspositie van mensen die met gedwongen zorg te maken krijgen. Ik wil de centrale doelstelling van de wetten, het bieden van rechtsbescherming voor patiënten en cliënten, weer vooropstellen. Dat betekent ook dat ik nadrukkelijk zal kijken naar andere manieren dan wetgeving om de overige doelen, zoals het verbeteren van zorg, te bereiken.

Van regels naar principes. We streven naar wetgeving die meer ‘principal based’ is en niet tot op detailniveau vastlegt hoe zaken geregeld moeten worden. Op deze manier is meer maatwerk mogelijk dat past bij de zorgbehoefte van de mensen die met gedwongen zorg te maken krijgen. Het terugdringen van dwang zullen we ook samen met zorgverleners moeten doen. Hiervoor is het nodig om vertrouwen terug te geven aan de professionals en hen in staat te stellen om in complexe situaties samen met de patiënt en de cliënt of vertegenwoordiger de juiste afwegingen te maken. Daarbij staat voor mij het principe voorop dat de patiënt of cliënt een gelijkwaardige gesprekspartner is en dat als zorgverleners besluiten moeten nemen over gedwongen zorg, de persoon om wie het gaat hierbij in een vroeg stadium wordt betrokken.

Begrijpelijkheid. Daarnaast moet de wetgeving toegankelijk, begrijpelijk en uitlegbaar zijn. Het is essentieel voor het daadwerkelijk bieden van rechtsbescherming dat de mensen die het betreft weten wat hun rechten zijn en dat zorgverleners weten wat van hen wordt verwacht. Daarom streven we naar reductie van complexiteit in de overtuiging dat dit de uiteindelijke rechtsbescherming ten goede komt. Dit is ook wat de evaluatie laat zien.

Meer tijd voor zorgverlening. Gedwongen zorg moet altijd het laatste redmiddel zijn. Inzetten op vrijwillige alternatieven is beter voor de cliënt of patiënt en levert ook tijdwinst op omdat besluitvorming over gedwongen zorg dan niet nodig is. Indien dwang toch onvermijdelijk blijkt, dient die zorg transparant en toetsbaar te worden uitgevoerd. Daarom is het belangrijk dat alle zorg goed wordt vastgelegd volgens in beide wetten opgenomen zorgvuldige procedures. Dit proces kan en moet echter beter en minder tijdrovend. Ook op die manier hebben zorgverleners meer tijd om zorg en aandacht te besteden aan de cliënt of patiënt.

Meer synergie tussen beide wetten. Veldpartijen vragen ons om met urgentie de uitvoerbaarheid van de Wvggz en Wzd te verbeteren. Die uitvoerbaarheid kan aanzienlijk worden verbeterd door meer synergie tussen de wetten aan te brengen (bijvoorbeeld door meer eenheid van taal) en problemen rond de overgang van de ene wet naar de andere op te lossen. De vraag of de twee wetten weer moeten worden teruggebracht naar één wet komt nu te vroeg om gedegen te beantwoorden. Bovendien zitten veldpartijen op dit moment niet te wachten op het heropenen van deze discussie met een langduriger wetstraject als gevolg. Bovendien staan de grondgedachten van een stappenplan voor de Wzd, respectievelijk een rechterlijke toets voor de Wvggz op dit moment niet ter discussie.

Lees verder :  Kamerbrief over beleidsreactie evaluatie van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (PDF | 22 pagina’s | 1,2 MB)

Bijlagen

Bron: rijksoverheid.nl

Dit bericht is 840 keer gelezen.

Facebooktwitterlinkedinmail