6 december 2020 – UvA wetenschappers Agneta Fischer en David Abadi doen internationaal vergelijkend onderzoek naar de individuele en maatschappelijke impact van collectieve angst gedurende de COVID-19-pandemie. In dit blog delen ze hun eerste inzichten. Zo blijken politieke en religieuze overtuigingen van invloed op angst en zijn complotdenkers doorgaans minder angstig.
De huidige wereldwijde COVID-19-pandemie brengt niet alleen problemen op het gebied van de medische gezondheid, maar veroorzaakt ook een enorme hoeveelheid angst en geestelijke spanning met bredere maatschappelijke en politieke implicaties.
Angst en vrees
Angst wordt vaak omschreven als een negatieve gemoedstoestand in bredere zin waarin men een voorgevoel heeft van of zich ongerust maakt over toekomstig gevaar, en wordt als minder specifiek gezien dan vrees. Vrees heeft altijd een aanwijsbare oorzaak: men is bang voor iets bepaalds. In het geval van COVID-19 is het daarom misschien beter te spreken van vrees dan van angst. Tegelijkertijd kan deze vrees wel weer aanleiding geven tot een algemener angstig voorgevoel. Het valt namelijk niet te zeggen wanneer en hoe precies het coronavirus het menselijk lichaam aanvalt.
Het ongemak verminderen
De collectieve angst voor besmetting kan zich gemakkelijk uitbreiden naar andere maatschappelijke of politieke domeinen door de hoge mate van onzekerheid over de vraag of en hoe men door de dreiging wordt geraakt. Deze onaangename gemoedstoestand willen mensen liefst zoveel mogelijk verminderen.
Eén manier om de onzekerheid te verminderen is door de overheid te bekritiseren omdat deze niet de geschikte maatregelen voor de volksgezondheid neemt. Een andere manier is zogenaamde cognitieve herevaluatie: proberen om een situatie als minder dreigend te beschouwen. Men kan bijvoorbeeld de gevolgen van COVID-19 van de positieve kant bekijken of deze herevalueren in termen van een goddelijk doel die je als mens maar hebt te accepteren.
Mensen kunnen de controle ook weer hernemen door anderen de schuld te geven van de negatieve situatie zoals zij die ervaren. Bij deze manier van regulering van emoties wordt in feite de ene negatieve emotie, vrees, vervangen door de andere, boosheid. Anderen de schuld geven is kenmerkend voor boosheid, maar is ook in verband gebracht met populistisch gedachtegoed, waarvan een belangrijk element is dat de overheid en de elites de schuld wordt gegeven van de negatieve stand van zaken in een complexe maatschappij.
Onderzoek naar collectieve angst
We hebben de individuele en maatschappelijke impact van collectieve angst gedurende de COVID-19-pandemie in vier Europese landen (Duitsland, Nederland, Spanje en VK, N=2031) onderzocht. We onderzochten of angst met betrekking tot het coronavirus leidt tot meer instemming met en naleving van hygiënemaatregelen, en wat de rol hierbij is van politieke overtuigingen (populistische attitudes en boosheid op de overheid) en de neiging tot complotdenken.
Een verband tussen blootstelling aan virus en hoeveelheid angst
Uit ons onderzoek bleek dat aan de hand van blootstelling aan het coronavirus kan worden voorspeld hoe angstig iemand is om besmet te raken. Personen die melding maakten van besmettingen in hun onmiddellijke sociale omgeving en personen die in een land wonen met een hoge besmettingsgraad (Spanje, VK) hebben de meeste angst. Daarnaast zijn vrouwen en mannen in een intieme relatie angstiger dan alleenstaanden. Vrouwen maken over het algemeen melding van sterkere emoties, iets wat ook in gerelateerde onderzoeken is gevonden.
Politieke en religieuze overtuigingen hebben invloed op angst
Onze belangrijkste bevinding was echter ondersteuning voor het idee dat ook politieke en religieuze overtuigingen van invloed zijn op iemands angst: mensen met populistische attitudes, of die boos op de overheid zijn, maar ook religieuze mensen zijn banger voor het coronavirus. De bevindingen waren tegenovergesteld voor personen die complottheorieën aanhangen. Het effect had dan ook een andere richting dan we veronderstelden: boosheid en religieuze overtuigingen leiden niet tot minder maar juist tot meer angst. Dit betekent dat boosheid niet bijdraagt aan het beheersen en onderdrukken van iemands angst, maar dat iemands boosheid juist meer angst oproept. Met andere woorden, iemands boosheid is een voorspeller van iemands angst.
Complotdenkers zijn doorgaans minder angstig
Ook de rol van complotdenken is interessant. Complotdenkers zijn doorgaans niet angstiger maar minder angstig, en zij zullen ook minder vaak instemmen met de hygiënemaatregelen van de overheid. Dit valt te verklaren uit het feit dat zij door hun geloof in verborgen motieven van politici en geheime organisaties op de een of andere manier worden gevrijwaard van de angst om met het coronavirus te worden besmet. Aan de andere kant houden zij zich wel vaker aan de maatregelen, hetgeen erop zou kunnen wijzen dat zij in feite wel angstig zijn om met het virus te worden besmet.
Aanzienlijke verschillen tussen landen
Zoals verwacht troffen we tussen de vier landen aanzienlijke verschillen aan, waarbij Spanje consequent afweek van Duitsland, Nederland en het VK. De Spaanse deelnemers vertoonden in hogere mate angst, boosheid en de neiging tot complotdenken. Spanjaarden stemden ook meer in met de hygiënemaatregelen en zeiden zich hier ook aan te houden. Dit kan in elk geval deels worden verklaard door de het hoge sterftecijfer en het aantal besmettingen in Spanje.
Conclusie
Uit ons onderzoek in vier Europese landen blijkt dus dat niet alleen angst met betrekking tot de eigen gezondheid maar ook boosheid en politieke opvattingen een rol spelen als het gaat om de vraag of iemand instemt met en zich houdt aan maatregelen om het coronavirus in te dammen. Enerzijds wordt naleving van de regels meer voorspeld door angst en boosheid tegenover mensen die zich niet aan de hygiëneregels houden, anderzijds wordt instemming met de hygiënemaatregelen meer voorspeld door angst en boosheid op de regering.
Tot slot wordt de angst van een persoon niet alleen voorspeld door feitelijke dreigingen, namelijk nabijheid van bronnen van besmetting (leeftijd, land, feit dat iemand zelf besmet is of vrienden heeft die besmet zijn), maar dus ook door politieke meningen (populistische attitudes, boosheid op de overheid).
Van belang is dat mensen die angstig zijn ook boos zijn op overtreders van hygiëneregels of op hun overheid. Hun boosheid komt dus niet in de plaats van angst, maar de angst voor besmetting en de dood leidt tot meer boosheid. Dit geldt met name voor mensen in de landen met de hoogste besmettingsgraden.
Blog door Agneta Fischer (hoogleraar Emoties en Affectieve Processen) en David Abadi (postdoctoraal onderzoeker)
Dit artikel is een vertaalde versie van het Engelstalige blog ‘Fear of COVID-19 and Populism’. In deze Engelstalige versie zijn alle bronvermeldingen terug te vinden. De Engelstalige versie is momenteel ook ‘under review’ voor publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift.
Bron: uva.nl
Dit bericht is 5341 keer gelezen.