Veel mensen herkennen een dwangstoornis niet bij zichzelf

Facebooktwitterlinkedinmail

13 mei 2017 – Ongeveer 1 à 2 procent van de Nederlandse bevolking heeft last van een dwangstoornis. Als daar ook de aan dwangstoornis verwante varianten bij worden opgeteld, stijgt dit aantal aanzienlijk. Toch weten veel mensen niet dat ze aan de stoornis lijden, stellen deskundigen, zo lezen we op NU.nl.

“Veel mensen weten niet wat een dwangstoornis inhoudt”, zegt gedragstherapeut en gezondheidszorgpsycholoog Ingeborg Visser, die ook meewerkte aan het televisieprogramma Levenslang met dwang. De RTL-serie, waarin mensen met de stoornis werden geholpen door een team van deskundigen, zorgde voor meer bekendheid van de stoornis. “Ik merkte daarna een toename van het aantal therapie-aanmeldingen, vooral door ouders.”

“Er moet meer bekendheid en begrip komen voor dwangstoornissen om de schaamte erover te verminderen”, stelt Menno Oosterhoff. De psychiater en mede-organisator van de Dag van de Dwangstoornis, die vrijdag voor het eerst gehouden wordt, lijdt zelf ook al veertig jaar aan de stoornis. Hierover schreef hij het boek Vals Alarm, waarin hij zijn leven met de stoornis beschrijft.

Het feit dat iemand zijn stoornis niet herkent, draagt zeker niet bij aan het behandelen ervan. “Daarom is bekendheid van de dwangstoornis zo belangrijk. Het helpt als iets een gezicht krijgt en wanneer mensen open zijn over hun eigen aandoening. Daardoor durven mensen met een stoornis sneller erover te praten.”

Gedachte en handeling
Bij een dwangstoornis wordt er onderscheid gemaakt tussen een dwanggedachte en een dwanghandeling. Oosterhoff legt uit dat je eigenlijk beter kunt spreken van “obsessies” en “compulsies”. “Dwanghandelingen kunnen worden veroorzaakt door gedachten; de handelingen volgen om de onrust die een patiënt ervaart weg te nemen. Een obsessie is ontstellend, de compulsie die daarop volgt is herstellend. “Mensen met een dwangstoornis zweven voortdurend tussen hoop en vrees. Ze houden altijd rekening met wat er fout kan gaan. Ook al weten ze dat het nergens op slaat.”

De bekendste dwangstoornis en ook de meest voorkomende is smetvrees. “Ook controledwang komt vaak voor”, zegt Visser. “Bijvoorbeeld iemand die controleert of de deur op slot is voor hij naar bed gaat. Dat is een handeling die de meeste mensen wel uitvoeren, maar in dit geval vertrouwt iemand zijn eigen waarneming niet meer en controleert diegene talloze keren of de deur wel op slot is. In plaats van dat het controleren de onzekerheid wegneemt, wordt de persoon er alleen maar meer onzeker van.” Een dwangstoornis werkt als een olievlek, legt Visser uit. “Als je meer stress hebt, ontwikkelt de dwangstoornis zich. Het gaat dan ook in veel gevallen niet vanzelf over.”

Ook de dwangstoornis die is gericht op perfectie is veelvoorkomend, vertelt Visser. “Bij deze mensen is symmetrie en rangschikking heel belangrijk. Dat geldt voor meer mensen, maar bij mensen met een dwangstoornis neemt het zulke vormen aan dat zij niet meer toekomen aan andere dingen. Zij kennen waarde toe aan de gedachtes die ze hebben en dan loopt het uit de hand.”

“Minder bekend maar ook veelvoorkomend zijn de indringende gedachtes, over bijvoorbeeld ziektes, rampen maar ook taboe-onderwerpen zoals seks met dieren”, voegt Oosterhoff toe. “Dat zijn onderwerpen waar mensen niet over durven te praten. Ga maar eens uitleggen dat je geplaagd wordt door voorstellingen over seks met dieren, terwijl dat je vreselijk tegenstaat. Wat dat betreft moet er nog veel voorlichting worden gegeven.”

Afkloppen

Het uitvoeren van dwanghandelingen komt regelmatig voor in het dagelijks leven en 85 procent van de bevolking heeft wel eens een dwanggedachte. Daarbij valt te denken aan bijvoorbeeld afkloppen op hout om een eerdere uitspraak te neutraliseren. Of een sporter die voor een wedstrijd een kruisje slaat.

Bij de meeste mensen zorgt zo’n gedachte echter niet voor bijkomende angst. “Mensen met een dwangstoornis kennen waarde toe aan de gedachten die ze hebben en dan loopt het uit de hand. Dwang kun je zien op een continuüm: aan de ene kant heb je er geen last van en denk je na zo’n intrusie: dat was een maffe gedachte”, zegt Visser. “Daarna ga je weer verder waar je mee bezig was. Aan de andere kant van dat spectrum houden de gedachtes en bijkomende handelingen je hele dag in beslag. Ergens ga je dus een grens over.”

Daarom is het belangrijk om goed naar je eigen dwangklachten te kijken, stelt de gedragstherapeute. “De diagnose wordt vaak pas laat gesteld, omdat mensen de dwanggedachte of – handeling niet als zodanig herkennen of zich ervoor schamen. Sommige mensen denken bijvoorbeeld aan seks met hun moeder, zoiets bespreek je niet zomaar met iemand. Door je dwanggedachte of -handeling te herkennen heb je echter al de eerste stap gezet. Daarna is het zaak om er iets aan te doen.”

Een dwangstoornis kan behoorlijk wat tijd in beslag nemen, omdat je bepaalde handelingen uitvoert of juist wil vermijden. “Als je er meer dan een uur per dag aan kwijt bent en je welbevinden verstoord is, dan is het wel tijd om hulp te zoeken. Vaak hebben mensen zelf wel door dat dit het geval is, want ze zijn er elke dag mee bezig”, zegt Oosterhoff.

“Mensen met een dwangstoornis zweven voortdurend tussen hoop en vrees”

Franse slag
In Nederland hebben naar schatting 250.000 mensen een dwangstoornis. Volgens Oosterhoff zijn er geen verschillen op te merken tussen culturen: het is niet zo dat een bepaalde groep mensen er vaker last van heeft dan de ander. “Wel hebben mensen met een obsessieve persoonlijkheid vaker last van een dwangstoornis. Dat zijn mensen die heel precies zijn, dingen moeilijker van zich kunnen afzetten en die angstklachten ervaren. Mensen die leven met de Franse slag hebben doorgaans toch minder kans om een dwangstoornis te ontwikkelen.”

Vaak openbaart de stoornis zich voor het vijfentwintigste levensjaar. In veel gevallen speelt erfelijkheid een rol bij dwangstoornissen. Mensen met een dwangstoornis hebben een kans van 15 procent dat een eerstegraads familielid ook een dwangstoornis heeft. Andere factoren die meespelen bij de ontwikkeling van een dwangstoornis zijn de omgeving en biologische en psychologische factoren, al vertelt Oosterhoff dat het nog steeds niet duidelijk is hoe de stoornis precies veroorzaakt wordt. Visser zegt dat ze in de praktijk ziet dat de stoornis vaak tot uiting komt na een periode van stress of een zware, emotionele gebeurtenis.

Absurd
Bij Oosterhoff ontstond de stoornis op zijn zeventiende. “Ik hield een dagboek bij en dat werd compulsief. Ik wilde alles opschrijven wat ik meemaakte. Voortdurend had ik het gevoel dat er iets mist in mijn ‘overzicht’. De godganse dag hield ik lijstjes bij, bijvoorbeeld over wat ik in de ochtend moest doen. Tanden poetsen, ontbijten, mijn tas inpakken – als ik dan iets vergat te doen, kon ik daar de hele dag mee zitten. Een ander voorbeeld: ik heb een prachtige tuin, maar als ik een schepje kwijt ben, zorgt dat voor een verschrikkelijk gevoel. Ik kan tien nieuwe schepjes kopen, maar kan alleen nog maar denken aan de schep die ik kwijt ben. Ik weet dat het absurd is, maar ondanks dat ervaar ik een gevoel van desintegratie, alsof mijn wereld uit elkaar valt.”

Medicatie heeft de kwaliteit van zijn leven aanmerkelijk verbeterd. “Ondanks dat ik zelf medicatie voorschreef aan patiënten weigerde ik lange tijd om er zelf aan te beginnen, maar mijn vrouw bleef op een gelukkige manier aandringen. Dat uitstellen, dat herken ik ook bij mijn patiënten. Je wil het toch liever zelf kunnen.”

Visser zegt dat medicatie vaak in een later stadium wordt gegeven. “Het helpt niet altijd, het is geen wondermiddel. Het kan ervoor zorgen dat patiënten wat beter weerstand kunnen bieden tegen de dwang.”

Wacht niet te lang met het zoeken van een behandeling, want de stoornis gaat niet vanzelf over. Hoe vroeger je “erbij bent”, hoe beter de prognose is, zegt Oosterhoff. “Naast medicatie kun je ook cognitieve gedragstherapie krijgen, dat handvaten biedt om de angst en spanning te kunnen verdragen. Ook voorlichting kan helpen. Het duurt vaak jaren voordat de diagnose wordt gesteld en vervolgens soms nog jaren voordat iemand hulp zoekt. Twee derde van de patiënten houdt chronisch last van de stoornis, maar dankzij hulp is het vaak wel hanteerbaar. Echter krijgt ongeveer de helft van de patiënten niet de juiste behandeling.”

Bij een lichtere vorm van een dwangstoornis kun je het probleem zelf aanpakken, vertelt Visser. “Dat kan met behulp van bijvoorbeeld een zelfhulpboek, daar zijn er een aantal van. Het komt erop neer dat je in stapjes leert de handeling in kwestie niet uit te voeren, maar de spanning doorstaat.”

Bron: nu.nl

Dit bericht is 30548 keer gelezen.

Facebooktwitterlinkedinmail