



17 februari 2025 – Basisschoolleerkrachten kunnen pesten beter tegengaan, als ze meer inzicht hebben in de sociale dynamiek binnen een klas. ‘Een leerling die populair lijkt, kan soms toch gepest worden’, volgens ontwikkelingspsycholoog en onderwijsdeskundige Nathalie Hoekstra, die op 20 februari promoveert aan de Radboud Universiteit. Ze gebruikte trackers voor koeien om bewegingen van basisschoolleerlingen in de klas in kaart te brengen.
Maar liefst vijftien procent van de leerlingen op basisscholen wordt gepest. ‘Waar kinderen samenkomen, wordt vaak gepest’, zegt Hoekstra. ‘Daar moeten we als maatschappij iets tegen doen. Want slachtoffers kunnen de rest van hun leven last houden van negatieve gevolgen, zoals een laag zelfbeeld, depressie en angst. Het blijft niet bij dat ene vervelende schooljaar.’
Populariteit
Leerkrachten weten niet altijd hoe de verhoudingen in de klas liggen. ‘Pesten gebeurt vaak buiten hun zicht, als de leraar niet kijkt of op de gang of het schoolplein’, aldus Hoekstra. ‘Uit eerder onderzoek blijkt dat leraren gemiddeld maar de helft van de slachtoffers in beeld hebben.’ In haar eigen onderzoek probeerde ze te achterhalen hoe dit komt. Ze vroeg ze leraren hoe populair een leerling volgens hen was. Een docent die een bepaalde leerling als populair inschatte, zag diezelfde leerling minder snel als pestslachtoffer.
Dit komt overeen met eerder onderzoek over pesten dat liet zien dat ook leerlingen met een hoge status in de klas slachtoffer kunnen zijn. ‘Populaire leerlingen kunnen ook gepest worden, bijvoorbeeld door klasgenoten die willen stijgen op de sociale ladder. Als je je als leraar bewust bent van je gekleurde blik, kun je proberen slachtoffers op andere manieren te herkennen, bijvoorbeeld door gesprekjes met leerlingen of door een postbusje in de klas waar leerlingen briefjes aan de leraar in kunnen doen. Met die informatie kunnen ze vervolgens aan de slag om van de klas een veiligere plek te maken.’
Wie zit waar
Eén van de manieren om de sociale dynamiek in de klas te sturen is met de klassenindeling. Zo bleek uit eerder onderzoek dat leerlingen elkaar aardiger gaan vinden als ze een tijdje dichter bij elkaar zitten. Hoekstra: ‘Dat geldt voor kinderen met min of meer een gelijke sociale status. Er is geen onderzoek waarbij pesters en slachtoffers naast elkaar zitten, omdat je er vanwege ethische redenen niet mee kunt experimenteren. Als de effecten negatief blijken kan dat veel impact hebben op een kind.’
In haar eigen onderzoek keek ze naar tachtig klassen (groep 6, 7 en 8). In de helft van die klassen zetten leerkrachten pestslachtoffers een paar weken naast een vriend of een aardige klasgenoot en ver weg van de pesters; in de andere helft zaten de leerlingen op willekeurige plekken in de klas. Er was geen verschil te zien in hoe de pestslachtoffers in beide groepen zich aan het eind van het onderzoek voelden.
Maar dat wil niet zeggen dat het niet uitmaakt waar je pesters en slachtoffers plaatst in de klas, volgens Hoekstra. ‘Sommige kinderen vinden het toch fijn om niet de hele dag geconfronteerd te worden met een pester. Voor anderen werkt het beter om naast een positieve leider of een verdediger te zitten. Het hangt af van het kind. Leraren zouden de klassenindeling nog gerichter kunnen inzetten wanneer ze die goed afstemmen op de behoeften van elke leerling en van de groep als geheel.’
Trackingtechnologie
Omdat leerlingen niet de hele dag op hun stoel zitten, volgde de onderzoeker ook hun bewegingen in de klas met behulp van zendertjes aan de kleding. Die zenders zijn oorspronkelijk ontwikkeld voor koeien in de stal, om bijvoorbeeld bij te houden hoeveel tijd ze doorbrengen bij de voederbak. Hoekstra: ‘Trackers zijn eerder gebruikt bij kinderen op het schoolplein, maar nog niet in het lokaal. Daar hebben leerlingen minder vrijheid en brengen ze meer tijd door, dus het is interessant om te kijken hoe ze zich daar bewegen.’
Hoekstra vond geen duidelijk verband tussen de bewegingen van een leerling en hoe die in de groep ligt. Dit zou volgens haar kunnen komen doordat nu alleen de bewegingen van individuele leerlingen ten opzichte van alle klasgenoten samen in kaart gebracht is. ‘Vervolgonderzoek naar pesten moet meer inzoomen op duoprocessen, tussen pesters en slachtoffers bijvoorbeeld. Houden zij afstand tot elkaar of juist niet en hoe beïnvloedt dat de relatie?’ Ze noemt de technologie veelbelovend, omdat die veel extra informatie geeft over omgang tussen leerlingen op kleine schaal.
Bron: ru.nl
Dit bericht is 660 keer gelezen.



