JeugdzorgPlus – record aantal jongeren in gesloten jeugdzorginstellingen

Facebooktwitterlinkedinmail
19 september 2018 – Een recordaantal van bijna drieduizend jongeren belandde afgelopen jaar in een gesloten jeugdzorginstelling, de zogenoemde JeugdzorgPlus. Dit terwijl in de decentralisatie juist op lichtere zorg werd ingezet. Vier experts leggen uit hoe het kan en – vooral – wat er tegen gedaan moet worden.

Steeds meer kinderen belanden in de gesloten jeugdzorg. Unicef Nederland en Defense for Children meldden in juni een nieuwe groei van 8 procent, die het totale aantal op 2.710 brengt. Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer signaleerde de stijging al in 2016. Volgens haar wordt die veroorzaakt doordat kinderen te lang verstoken blijven van de zorg die zij nodig hebben. Daardoor worden de problemen bij de kinderen alleen maar erger en is uiteindelijk zwaardere zorg nodig. Daarbij tekende Kalverboer aan dat sociale wijkteams regelmatig geen goede inschatting van de hulpbehoefte maken. Of ze zijn terughoudend om een kind door te verwijzen naar een zwaardere zorgvariant.

‘Toenemende druk specialistische jeugdhulp’

De toename van de gesloten jeugdzorg (ook wel JeugdzorgPlus genoemd) staat haaks op de doelstellingen van de decentralisatie. Die moest onder meer juist voor minder kinderen in gesloten jeugdzorginstellingen zorgen. Volgens Peer van der Helm, lector residentiële jeugdzorg aan de Hogeschool Leiden, is de toename van het aantal kinderen in de JeugdzorgPlus voor een groot deel te wijten aan de toenemende druk op de specialistische jeugdhulp. ‘Veel landelijke specialistische instellingen hebben het als gevolg van de bezuinigingen financieel zwaar. Zij kunnen niet de hulp leveren die nodig is. Met als gevolg dat een groep jongeren die specialistische jeugdhulp nodig heeft onhandelbaar wordt of als onhandelbaar wordt ervaren. Vanuit een soort angstreflex worden deze kinderen dan in een gesloten jeugdinrichting geplaatst.’

‘Geen schoksgewijze veranderingen aanbod’

‘Ik ken geen cijfers die op onderbehandeling of een gebrek aan aanbod in de specialistische jeugdhulp wijzen’, aldus riposteert Martin Hagen, secretaris van de Transitieautoriteit Jeugd (TAJ). Tot 2019 is de taak van de transitieautoriteit om te voorkomen dat jeugdzorgaanbod wegvalt door de stelselwijziging en de bijkomende bezuiniging. ‘Er is geen capaciteit weggevallen als gevolg van faillissementen. Waar zo’n scenario dreigde, hebben wij als TAJ ondersteund en overnames gefaciliteerd.’ Ook over het verhaal van kinderombudsvrouw Kalverboer dat sociale wijkteams geen goede inschatting kunnen maken, is Hagen enigszins sceptisch. ‘Die kritiek was er vanaf het begin. Maar ik ken geen hard cijfermatig bewijs dat haar bewering ondersteunt. Zij kan het risico wel beschrijven, maar dat betekent niet dat het ook optreedt.’

Waar wordt de stijging in de JeugdzorgPlus dan wel door veroorzaakt? ‘Er hebben sinds de decentralisatie geen schoksgewijze veranderingen in het jeugdzorgaanbod plaatsgevonden’, stelt Wim Gorissen, programmadirecteur effectiviteit en vakmanschap bij het Nederlands Jeugdinstituut (NJi). ‘Maar bij de decentralisatie is de financiering van een onmisbaar tussenstuk – de ambulante specialistische jeugdhulp – te zeer in de knel gekomen. Gemeenten hadden aanvankelijk, denk ik, niet door hoe belangrijk die tussenschakel is voor de gehele keten. Men had bij gemeenten te hoge verwachtingen van de jeugdteams.’

‘Rupsje-Nooitgenoeg-product’

‘Het aantal kinderen in de jeugdzorg in zijn geheel is ook toegenomen’, vervolgt Gorissen. ‘Sinds de transitie komen er meer kinderen met een hulpbehoefte in beeld.’ Een goede ontwikkeling, vindt hij, ‘al wil je uiteindelijk zo weinig mogelijk kinderen in de gesloten jeugdzorg. Gemeenten willen die residentiële jeugdzorg dan ook afbouwen maar dat lukt niet goed.’ De hoofdoorzaak voor Gorissen is dat er bij de stelselwijziging 15 procent is bezuinigd. ‘Met het budget dat ze nog hadden, moesten de gemeenten de sociale wijkteams optuigen. De intensieve investeringen in die lokale teams zijn ten koste gegaan van de doorontwikkeling van de specialistische jeugdhulp die tussen de lokale teams en de residentiële jeugdzorg zit. Daardoor stromen gevallen die voor de sociale wijkteams te zwaar zijn meteen door richting residentiële jeugdzorg en soms richting JeugdzorgPlus. Dan hebben we het over kinderen of gezinnen met een meervoudige problematiek, psychiatrische problematiek of ernstige gedragsproblemen, vaak nog in combinatie met veiligheidsproblematiek.

Jan Menting (onafhankelijk ambassadeur zorglandschap in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de VNG en de zorgbranche) herkent het beeld dat Gorissen schetst. ‘De sociale wijkteams hebben een enorme werklast gekregen en daarnaast is jeugdzorg en zorg in het algemeen een Rupsje-Nooitgenoeg-product. Als je het laagdrempeliger aanbiedt, ontstaat er vanzelf meer vraag. Maar er zit ook een aantal inefficiënte elementen in de jeugdzorgketen die de aanwas bij de JeugdzorgPlus kunnen veroorzaken. De kern daarvan, denk ik is dat we de met de wijkteams aan de voorkant van de keten iets hebben opgetuigd om het aan de achterkant minder druk te krijgen. Maar dat werkt nog niet.’

Sjoerd Willen

Lees het volledige artikel in Binnenlands Bestuur nr. 17 van deze week (inlog)


Wat is JeugdzorgPlus?

JeugdzorgPlus geldt als de zwaarste en duurste vorm van de jeugdzorg en houdt in dat een minderjarige in  bescherming in een gesloten instelling wordt behandeld. Daarmee wordt voorkomen dat een jongere zich aan behandeling onttrekt of onttrokken wordt. ‘Als eerdere behandelingstrajecten niet slagen, en de zorgverleners het ook niet meer weten, komt een kind daar terecht’, legt Gorissen uit. ‘Je ziet dan ook dat er aan die achterkant een druk ontstaat als er iets hapert in het systeem.’ JeugdzorgPlus-instellingen werden tien jaar geleden in het leven geroepen. Tot dan toe werden jongeren met een dergelijke problematiek in justitiële jeugdinrichtingen opgenomen. Opname in een JeugdzorgPlus-instelling vindt meestal plaats voor de behandeling van ernstige gedrags- of veiligheidsproblemen en is bijna altijd gedwongen. Voor verblijf in een JeugdzorgPlus-instelling moet de kinderrechter een machtiging uitspreken. Verzoeken om zo’n rechterlijke machtiginggesloten jeugdzorg kunnen worden ingediend door gemeenten, het Openbaar Ministerie, de Raad voor de Kinderbescherming of de Gecertificeerde Instellingen voor de jeugdbescherming en -reclassering. Zodra de kinderrechter een machtiging uitspreekt, heeft de gemeente waar de desbetreffende jongere woont een leveringsverplichting voor plaatsing en financiering.

Bron: binnenlandsbestuur.nl

Dit bericht is 14008 keer gelezen.

Facebooktwitterlinkedinmail