Inspectie uit zorgen over ambulante ggz-zorg

Facebooktwitterlinkedinmail

23 januari 2019 – De ggz doet onvoldoende voor chronische patiënt en betrekt familie onvoldoende bij de zorg. Dat zijn twee conclusies van een kritisch inspectierapport over zorg aan huis in de ggz. 
Zorgmedewerkers moeten óók met mensen die niet meer beter worden, chronische patiënten aan herstel werken. Herstel in de zin van leren leven met hun beperkingen.

Dat gebeurt nu onvoldoende. Volgens de inspectie ontstaan hierdoor risico’s voor deze groep. Om dat te veranderen moeten zorgmedewerkers familie en vrienden van de patiënt actiever betrekken bij de zorg: daar komen zij nu amper aan toe. Ook moeten zij – in samenwerking met andere zorgverleners in de wijk – kijken hoe een patiënt maatschappelijk kan meekomen.

Minder opnames in een instelling en meer zorg thuis was de laatste jaren de grootste verandering in de ggz. Maar uit diverse onderzoeken bleek: de bedden in instellingen zijn sneller afgebouwd, dan de ambulante teams opgebouwd. MIND Ypsilon waarschuwde daar al jaren voor.

In een ideale situatie zou het team de familie ondersteunen en met hen samenwerken om een vangnet voor hun naaste te vormen. Ook moeten huisarts, wijkteam en welzijnsorganisaties in de buurt beter met elkaar overleggen over de zorg. Dat gebrek aan overleg is een groot probleem, aldus de inspectie.

Het rapport over de ambulante zorg is het resultaat van inspectiebezoeken aan negentien ggz-instellingen.Met deze conclusie over ‘herstel’ voor chronische patiënten geeft de inspectie gehoor aan veelgehoorde kritiek op de sector. De ‘herstelbeweging’, getrokken door patiënten en professionals, pleit al jaren voor meer aandacht voor zingeving en het verbeteren van kwaliteit van leven ondanks het permanente karakter van psychische problemen.

Bron: ypsilon.org

Dit bericht is 3772 keer gelezen.

Facebooktwitterlinkedinmail