Vragenlijsten voor (on)verklaarde lichamelijke klachten SSRD voldoen niet

Facebooktwitterlinkedinmail

19 april 2018 – Vragenlijsten die inzicht moeten geven in de toestand van patiënten met een somatisch-symptoomstoornis (SSRD) voldoen niet. Er zijn nieuwe diagnostische methoden nodig. Dat concludeert Lars de Vroege in zijn proefschrift dat hij op 18 april verdedigt aan Tilburg University.

Patiënten met SSRD lijden zodanig aan lichamelijke klachten dat zij niet meer goed functioneren. In het diagnostisch proces is vooral aandacht voor fysieke klachten, maar het is wenselijk dat er meer aandacht komt voor psychische klachten naast de aanwezige lichamelijke problematiek. Nieuwe diagnostische methoden bij SSRD zijn wenselijk, stelt de promovendus.

Onverklaarbare lichamelijke klachten

Lars de Vroege onderzocht twee vragenlijsten die SSRD-patiënten invullen over hun lichamelijk onverklaarde klachten (de zogenaamde 4DKL somatisatieschaal en de PHQ-15 vragenlijst). Hij analyseerde ze op sensitiviteit en specificiteit. Conclusie: het nut van deze vragenlijsten in de diagnostiek is zeer beperkt.

Alexithymie

Ook onderzocht de promovendus de invloed van bepaalde karaktereigenschappen van SSRD-patiënten op de behandeluitkomst. Zo blijkt het onvermogen om emoties te verwerken en te uiten (alexithymie genoemd) een verwaarloosbare invloed te hebben op de behandeling.

Cognitieve problematiek

Verder vond De Vroege dat SSRD-patiënten veel last hebben van cognitieve klachten. Ook bleek dat depressie, wat vaak voorkomt bij patiënten met SSRD, deze klachten verergerde. Een dergelijk verband bleek niet te bestaan met angst.

Type D persoonlijkheid

Eigenschappen als somberheid, gereserveerdheid en introvertie (type D persoonlijkheid) hebben wel invloed op de behandeluitkomst. Type D persoonlijkheid en cognitieve problemen moeten dan ook onderzocht worden tijdens het diagnostische proces om zo meer handvatten te kunnen bieden voor een mogelijk efficiëntere behandeling.

Lars de Vroege (Delft, 1987) studeerde Psychobiologie aan de UvA en werkte na zijn afstuderen in 2009 voor het Trimbos-instituut. Aan de VU volgde hij de researchmaster cognitieve neuropsychologie alsmede de masteropleiding klinische neuropsychologie. Hij was als neuropsycholoog verbonden aan het Topklinisch Centrum Lichaam, Geest en Gezondheid (TCLGG) van GGZ Breburg te Tilburg en als science practitioner aan de Academische Werkplaats Geestdrift bij Tranzo. Het promotie-onderzoek vond plaats vanuit het TCLGG.

Bron: tilburguniversity.edu

Dit bericht is 4450 keer gelezen.

Facebooktwitterlinkedinmail