2 september 2025 – Om gezinnen goed te helpen is een betere samenwerking tussen volwassen-ggz en jeugdhulp cruciaal. Ouders en professionals zien de meerwaarde, maar gezinsgericht samenwerken is in de praktijk verre van eenvoudig. ‘De problemen van gezinsleden zijn sterk met elkaar verbonden, maar de zorg is vaak nog los van elkaar georganiseerd.’
Anderhalf jaar lang draaide ze mee in het Haagse Crisis Interventie Team (CIT) van de Jeugdbescherming West. De collega uit de geestelijke gezondheidszorg (ggz) voor volwassen ging mee op huisbezoek bij gezinnen waar mogelijk een van de ouders met psychische problemen kampt. ‘Hulp aan deze ouder is zo belangrijk voor de veiligheid en het welzijn van de kinderen in het gezin’, vertelt teamleider Leon van Sasse van IJsselt van het CIT. De collega uit de volwassenen-ggz (v-ggz) was een meerwaarde voor het team. ‘Ze spreekt de taal van de ggz, kent het aanbod en kon op deze manier de ouders heel serieus nemen in hun problematiek, dat is toch anders wanneer je specifiek voor het kind komt.’
Het project in Haaglanden is 1 van de 6 pilots uit het actieonderzoek Levens(lopen) samen verbeteren, gericht op het versterken van de samenwerking tussen jeugdhulp en ggz voor volwassenen. ‘Deze gezinsbrede blik is heel belangrijk en de pilots geven daar op eigen manier invulling aan’, zegt onderzoeker Maarten Kwakernaak. Kinderen van ouders met psychische problemen lopen een verhoogd risico om zelf ook psychische problemen te krijgen. Daarom is het belangrijk om niet alleen het kind te helpen, maar ook iets te doen aan de psychische klachten van de ouder(s). Als een ouder al in behandeling is in de ggz, is het belangrijk om te kijken wat diegene nodig heeft om goed voor zijn of haar kind te kunnen zorgen. Kwakernaak: ‘De problematiek en hulpvragen van gezinsleden zijn sterk met elkaar verbonden, maar de zorg is vaak nog los van elkaar georganiseerd.’
Professional v-ggz: ‘Ik krijg veel meer mee van wat er allemaal in de jeugdhulp speelt. En je hebt echt met systemen te maken, met gezinnen. Ik heb veel meer oog voor de kinderen dan voorheen, dat merk ik wel, dat ik me daar bewuster van ben. En ik probeer dat ook wel meer over te dragen aan mijn collega’s’.
De noodzaak van deze gezinsbrede samenwerking tussen hulp aan volwassenen en aan kinderen en jongeren staat volgens onderzoeksleider Kwakernaak overal wel op het netvlies. Ook met de Proeftuinen Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming | Projecten | voor Jeugd & Gezin worden hier verdere stappen in gezet. De projectleiders van de proeftuinen zetten zich samen met De Nederlandse GGZ in voor een gezinsgerichte samenwerking door de jeugdbescherming en volwassenen GGZ én bijbehorende financiering.
Eerder in beeld door brede blik
De eerste bevindingen van de pilots zijn positief. Gezinsleden die deelnemen aan het onderzoek zien de meerwaarde van de samenwerking, zegt Kwakernaak. ‘Voor hen is het bijna vanzelfsprekend dat professionals goed met elkaar samenwerken.’ Ook praktijkprofessionals zijn enthousiast. ‘Deze brede blik zorgt dat problematiek binnen een gezin ook eerder in beeld is.’ Teamleider Van Sasse van IJsselt voegt toe: ‘De expertise van de v-ggz ontbrak nog aan ons team. Deze collega kon de betreffende ouder in een gezin soms overtuigen om zelf psychische hulp te accepteren. Ze kent het aanbod en hielp bij de toegang naar de juiste zorg. Normaliter moet een huisarts doorverwijzen, dan volgt een intake en mogelijk nog een wachttijd. Zij ondersteunde ouders bij het nemen van al deze hobbels.’ De meerwaarde zit volgens de teamleider echt in de fysieke samenwerking tussen de professionals. ‘In 1 pand, zo leren mensen van elkaars expertise, ze worden zo letterlijk beter in hun vak. De v-ggz is van oudsher meer op de patiënt gericht, minder op het gezin, op de gevolgen voor de kinderen.’
Professional v-ggz: ‘Ik vroeg wel naar ouderschap, maar nooit zo vanuit het kind, natuurlijk. Meer van ‘hoe is het dan als moeder’ en ‘wat vind je dan zwaar als vader?’ En nu gaat het over wat merkt en wat voelt je kind dan als je zo depressief bent? Dat is toch anders.’(Tussenrapportage Overkoepelend onderzoek volwassenen-ggz en jeugdhulp)
Meedenken met een casus
Kwakernaak hoort dit ook terug van andere pilots. ‘Die nabijheid is belangrijk en nodigt ook uit tot informele uitwisseling, wat weer bijdraagt aan een goede samenwerking. Je kunt makkelijker even meedenken met de casus.’ Toch ziet hij hierbij ook bureaucratische obstakels. ‘In de v-ggz is heel weinig ruimte voor overleg met andere partners en dat is wel een voorwaarde en meerwaarde van de samenwerking. Er moet ruimte zijn om kennis te delen, dit moet wel gefaciliteerd worden.’ Ook tussen de pilots wordt kennis gedeeld. ‘We hebben leersessies georganiseerd voor alle pilots samen. Dat was heel zinvol. Ook over de knelpunten waar ze tegenaan lopen zoals bijvoorbeeld over gegevensuitwisseling. Wat mag er wel en niet volgens de AVG? Daar verschillen de meningen, tussen organisaties, vaak over.
Obstakels in beeld
Ondanks de positieve ervaringen van professionals en ouders, komt de samenwerking in de praktijk erg moeizaam van de grond. ‘Met dit overkoepelende onderzoek brengen we in beeld waarom. Dit het alles te maken met hoe we het systeem hebben ingericht.’ De jeugdhulp en ggz zijn 2 totaal andere werelden, zegt Kwakernaak. Met andere financieringsstromen, andere organisatie, een andere manier van werken en een andere taal.
Samenwerking kost geld en tijd
De voorzetting van deze samenwerking is daarom volgens de onderzoeker ook het grootste vraagstuk van de pilots. ‘Geld is schaars in de zorg en deze samenwerking kost tijd en geld. Met deze samenwerking wordt veel leed en kosten voorkomen, maar die besparingen zijn pas veel later zichtbaar. Preventie van zorgkosten is erg lastig aan te tonen, het gaat immers om zaken die gebeurd zijn.’
Van Sasse van IJsselt haakt aan: ‘Sterker nog, in onze pilot zien we de maatschappelijke kosten juist toenemen wanneer we ouders kunnen motiveren om zich aan te melden bij de v-ggz. Maar zo voorkomen we misschien wel dat de ouder later op de crisisafdeling moet worden opgenomen, of dat zijn zoon of dochter later jaren therapie nodig heeft.’
Het CIT heeft, ondanks de positieve resultaten, ook nog geen vervolgfinanciering gevonden. ‘We zien de meerwaarde van deze samenwerking, we hebben hier veel tijd ingestoken maar nu staan we toch met lege handen. Dat is frustrerend. De zorgverzekeraars en gemeenten zien het belang wel, maar wijzen naar elkaar en niemand trekt de portemonnee.’ Maar de teamleider geeft niet op. ‘Misschien is nu niet het juiste moment, maar we blijven hier zeker aandacht voor vragen.’
Jeugdhulp professional: ‘De praktijk is weerbarstig. Je moet mensen wel gemotiveerd houden. Nou ja, dat doen we wel hoor, dat doen we allemaal. Dat doen we weer met een bijeenkomst. We hebben een opstartbijeenkomst, een kick-off bijeenkomst gehad en we hebben een pilotbijeenkomst waarbij iedereen weer even elkaar ziet. Met uitwisseling over wat iedereen op het moment doet, hoe de planning is en hoe we iedereen op de rails houden’.
Kwakernaak: ‘Ik hoor dat ook terug van andere projectleiders. Deze samenwerking vraagt om investeringen, vraagt om een andere manier van organiseren, dat alles kost tijd. Pilots zijn ook veel tijd kwijt met regelzaken. Het hangt vaak af van de motivatie van de professionals en dat maakt het ook kwetsbaar. Maar ik zie ook dat professionals uit de jeugdhulp en v-ggz – ook al komen ze uit 2 verschillende werelden -elkaar echt vinden in de casuïstiek.’
De resultaten van alle pilots en de handreiking en slotbijeenkomst van het actieonderzoek worden begin 2026 verwacht.
Bron: zonmw.nl
Dit bericht is 116 keer gelezen.