Dwangstoornis

Iemand met een dwangstoornis (ook ‘obsessieve-compulsieve stoornis’ genaamd) heeft last van dwanggedachten en/of dwanghandelingen. De gedachten en/of handelingen nemen veel tijd in beslag en zorgen voor serieuze problemen in het dagelijks leven.

Dwanggedachten zijn steeds terugkerende gedachten, neigingen of beelden die als misplaatst of opdringerig beleefd worden. Dwanghandelingen zijn handelingen die je voor je gevoel steeds weer moet uitvoeren.

Van alle volwassen Nederlanders heeft bijna 1% ooit in het leven een dwangstoornis gehad. Jaarlijks krijgt 0,5% voor het eerst een dwangstoornis. In de volksmond wordt de stoornis ook wel ‘dwangneurose’ genoemd.

Welke klachten kun je hebben bij een dwangstoornis?
Bij een dwangstoornis heb je veel last van dwanggedachten of dwanghandelingen. Deze gedachten en handelingen kosten je veel tijd en je kunt niet normaal meer functioneren. Je hebt het gevoel dat de gedachten en handelingen niet bij je horen. Ook wil je ze niet hebben.

Wat zijn dwanggedachten (obsessies)?
Dwanggedachten zijn gedachten, neigingen of beelden die steeds weer terugkomen; en als misplaatst of opdringerig beleefd worden. Ze zijn akelig en storend en je wordt er gespannen, bang en onrustig van. Je kunt ze proberen te negeren of tegen te houden. Maar vaak stoppen ze pas als je bepaalde handelingen uitvoert.

Wat zijn dwanghandelingen (compulsies)?
Dwanghandelingen zijn handelingen of regels die je van jezelf steeds weer moet uitvoeren. Zo probeer je de angst en onrust in jezelf te stoppen. Een voorbeeld: je moet de nummerborden van alle rode auto’s die je ziet hardop zeggen. Doe je dat niet, dan denk je bijvoorbeeld dat een familielid ernstig ziek wordt of een ongeluk krijgt. Dwanghandelingen kun je ook onzichtbaar voor anderen houden door ze in je gedachten uit te voeren. Je moet bijvoorbeeld van jezelf een vraag eerst drie keer in gedachten herhalen. Daarna mag je pas antwoord geven.

Oorzaak
Bij mensen met een dwangstoornis is de hersenactiviteit verhoogd in de voorste hersenkwabben en in dieper gelegen hersenstructuren, de zogeheten orbitofrontale cortex en nucleus caudatus. Deze gebieden zijn betrokken bij het reguleren van ingewikkelde motorische gedragingen, het formuleren van langetermijnplannen en het ontwikkelen van abstracte gedachten. De verhoogde activiteit wordt weer normaal na succesvolle behandeling.

Het is niet mogelijk om te voorspellen wie wel of niet een dwangstoornis zal krijgen. Er is niet een oorzaak aan te wijzen; wel zijn er verschillende risicofactoren. Een dwangstoornis ontstaat meestal door een combinatie van lichamelijke oorzaken, wat je meemaakt in je leven en je persoonlijke eigenschappen.

Lichamelijke oorzaken
Een belangrijke lichamelijke oorzaak is erfelijkheid. Komen dwangstoornissen bij je in de familie voor? Dan heb je een grotere kans om een dwangstoornis te krijgen. Ook hebben sommige mensen meer aanleg voor dwangstoornissen. Dit komt doordat bepaalde processen in hun hersenen anders lopen dan bij andere mensen.

Wat je meemaakt in je leven
Lichamelijke mishandeling en seksueel misbruik tijdens de kindertijd en andere stressvolle of traumatische gebeurtenissen verhogen waarschijnlijk de kans op het ontwikkelen van een dwangstoornis. Sommige kinderen kunnen plotseling optredende dwangsymptomen ontwikkelen die samengaan met andere omgevingsfactoren, waaronder diverse infecties.

Persoonlijke eigenschappen
Bepaalde persoonlijke eigenschappen kunnen je extra vatbaar maken voor het krijgen van een dwangstoornis. Je bent bijvoorbeeld snel angstig of je hebt veel behoefte aan veiligheid en controle.
Een dwangstoornis ontstaat meestal zonder dat je het in de gaten hebt. Vaak ontstaat het nadat je ontdekt dat bepaalde gedachten of handelingen helpen tegen de angst en onrust bij vervelende of angstige situaties. Daarna gebruik je in vergelijkbare situaties dezelfde gedachten of handelingen. Steeds vaker, totdat je de oorspronkelijke vervelende of angstige situatie vergeten bent. Je moet de gedachte of handeling uitvoeren omdat er anders een ondraaglijke angst ontstaat.

Daarna gebeurt steeds weer hetzelfde. Je hebt steeds angstige gedachten, je denkt bijvoorbeeld dat het huis ontploft omdat de gaskraan open staat. Ook al heb je dat net nog gecontroleerd. Je hebt geen rust. Misschien kun je even de angst negeren, maar na een tijdje worden de angst en onrust ondraaglijk. De enige oplossing voor je is opnieuw controleren of de gaskraan dicht is. Dat lucht eventjes op. Maar na een tijd begint het hele proces weer opnieuw.

Behandeling

Een dwangstoornis kan worden behandeld door een psychologische interventie en/of met medicijnen.

Van de psychologische interventies is exposure in vivo met responspreventie de meest geschikte vorm van therapie. Ook cognitieve therapie is een goede behandeling voor een dwangstoornis. Tijdens de therapie krijg je juist die voorwerpen of situaties te zien (of je neemt ze in gedachten) waar je dwanggedachten van krijgt en die je zo bang maken. Dit heet exposure. Je leert in zulke situaties vol te houden en je dwanghandelingen tegen te houden. Meestal krijg je ook huiswerk mee. De therapie kan ook gaan over de angsten die tot de dwanggedachten- en handelingen leiden.

Naast de therapie kun je nog extra oefeningen van je behandelaar krijgen. Bijvoorbeeld ontspanningsoefeningen, assertiviteitstrainingen en technieken om te leren relativeren en gevoelens te uiten. Ook kan contact met lotgenoten je veel steun geven.

Onderzoek

Bij OCS wordt onderzoek gedaan naar de behandeling met diepe hersenstimulatie (Deep Brain Stimulation, DBS). Hierbij worden elektroden in de hersenen geplaatst en wordt een specifiek hersengebied geremd door elektrische stimulatie. Het voordeel van DBS is dat de behandeling kan worden aangepast in de loop van de tijd. Tot nu toe is het effect bij ongeveer zeventig OCS-patiënten onderzocht. Het is nog te vroeg om een definitieve conclusie te trekken, maar de eerste resultaten met DBS zijn hoopgevend.

Ervaringsverhalen: het verhaal van Wieshet verhaal van Vera