GGZ Nederland: de schurende werkelijkheid van de jeugd-GGZ vraagt om actie

Facebooktwitterlinkedinmail

22 juni 2017 – Op 2 juni publiceerde het NJI het rapport ‘Wacht maar’, met de resultaten van het in opdracht van het ministerie van VWS uitgevoerde onderzoek naar wachttijden in de jeugdhulp. Het NJI concludeert dat ook in het nieuwe, decentrale jeugdstelsel kinderen en hun ouders te maken krijgen met wachttijden in de jeugdhulp. Door de nadruk op passende en integrale jeugdhulp  in combinatie met een fluctuerende hulpvraag maken een zekere wachttijd onvermijdelijk.  

Het NJI stelt dat het onderzoek is gestart vanwege signalen dat kinderen moeten wachten en omdat er “zelfs hier en daar wachtlijsten ontstaan”. Het onderzoek is gedaan bij een beperkt aantal gemeenten.  De conclusies zijn als representatief gepresenteerd, het rapport is door de staatssecretaris aangeboden aan de Tweede Kamer voorafgaand aan het Algemeen Overleg Jeugd op 8 juni j.l.

GGZ Nederland heeft het rapport ontvangen en besproken in een bijeenkomst op 7 juni waarbij veel jeugdleden aanwezig waren. Het beeld dat geschetst wordt dat er “zelfs hier en daar wachtlijsten ontstaan” wordt niet herkend. Ons beeld is dat op veel plaatsen lange wachtlijsten bestaan, die de professionele normen ruimschoots overschrijden. De toegankelijkheid van de gespecialiseerde jeugd-ggz staat op veel plaatsen onder druk en dit heeft nadelige gevolgen voor kinderen en hun ouders. Veel aandoeningen verergeren zonder behandeling en ontwrichten het leven van de gezinnen.

De conclusie dat er geen betrouwbare landelijke informatie is over wachttijden en wachtlijsten is voor ons herkenbaar. Het meest recente beeld dat beschikbaar is, komt van onderzoeksbureau Mediquest (mei 2017). Zij onderzochten 472 locaties van jeugdggz-aanbieders en laten zien dat bij ruim de helft van de instellingen jongeren niet binnen de normtijd van maximaal vier weken gezien worden voor een intake, 20% van de kinderen wacht hierop langer dan twee maanden. Ook de wachttijden voor de behandelfase overschrijden vaak de professionele normtijd welke door Rijk en gemeenten als vuistregel wordt onderschreven.  Mediquest constateert dat 4% van de aanbieders in het eerste kwartaal al een aanmeldstop hebben ingevoerd: “Dit betekent dat de situatie eigenlijk ernstiger is dan de wachttijden suggereren” zegt de directeur van Mediquest in de NRC.

Dat het NJI constateert dat op gemeentelijke of regionale schaal deze gegevens ook niet beschikbaar zijn of moeilijk te duiden zijn is onthutsend. “Nog niet alle gemeenten besteden aandacht aan monitoring.” Maar gemeenten hebben een zorgplicht en moeten zorgdragen voor voldoende en passende zorg voor jeugdigen die dit nodig hebben. Als op regionale schaal geen goed beeld bestaat bij wachttijden, wachtlijsten en de analyse van de keten, kan niet worden (bij)gestuurd en is de wettelijke verantwoordelijkheid cq zorgplicht van gemeenten niet na te komen.  Kinderen en hun ouders worden de dupe.

Met verbijstering en ongeloof lezen wij de conclusie van het NJI dat uit buitenlandse ervaringen blijkt dat extra geld geen oplossing is en dus in de Nederlandse situatie nu ook niet de oplossing is. Succesvolle sturing vraag om het stellen van duidelijke doelen, monitoren op resultaat en begrenzing van het budget is het uit het buitenland afkomstige advies. Het NJI gaat er aan voorbij dat in de afgelopen jaren fors is bezuinigd op de jeugdhulp, in een drietal jaren is het beschikbare budget met 15% verlaagd. Doordat veel middelen zijn ingezet voor de inrichting van wijkteams, zijn de bezuinigingen die neerslaan in de gespecialiseerde zorg veel hoger. De effecten van deze krimp, die wel kan oplopen tot 30% met afbouw van behandel/opnameplekken en het opheffen van hele behandelteams tot gevolg, laat zich op veel plaatsen voelen.  Doordat aanbieders met vele gemeenten moeten afstemmen, wordt relatief meer formatie ingezet op overhead en gaan deze middelen verloren voor jeugdhulpverlening. Ook de beroepsvereniging van psychiaters, de NVvP, publiceerde onlangs over de gevolgen: minder bedden voor suïcidale adolescenten, kinderen met autisme, eet- en hechtingsstoornissen of met psychische trauma’s. Door oplopende wachtlijsten is het ‘leuren’ met kinderen in de zoektocht naar een specialistische behandelplek, welke niet zelden in instellingen ver buiten de eigen provincie wordt gevonden.

Ook de Inspecties Jeugd  en de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) rapporteerden recent over resultaten van onderzoeken. De Inspecties constateren dat de aanpak vanuit wijkteams op dit moment nog onvoldoende passend is om te komen tot een tijdige en effectieve aanpak van problemen van kwetsbare gezinnen. Het bieden van goede, passende hulp vergt nog aandacht en verdere ontwikkeling van de gemeenten en de betrokken partners. De TAJ concludeerde dat de beoogde vernieuwing, de transformatie, veel minder snel gaat dan werd aangenomen bij de invoering van de Jeugdwet. Hierdoor zijn de bezuinigingen sneller ingeboekt dan de baten door snellere en kortere interventies en een lager beroep op (hoog)gespecialiseerde  zorg te innen zijn. De TAJ waarschuwt voor suboptimale beschikbaarheid en spreiding van (hoog)specialistische jeugdhulp en jeugdbescherming, omdat aanbieders door het inkoopgedrag van gemeenten gedwongen worden functies af te stoten en/of volume af te bouwen. “Zonder regie kan de beschikbaarheid en continuïteit van dit type essentiële functies van jeugdhulp onder zware druk komen te staan. (Boven)regionale samenwerking en onderbouwde prognoses inzake de minimaal noodzakelijke omvang en spreiding van capaciteit van dit type jeugdhulp is cruciaal.” De TAJ bepleit een financiële stimulans om het transformatieproces te versnellen, omdat voldoende financiële ruimte nodig is voor gemeenten en aanbieders om te experimenteren en de innoveren.

De veronderstelling van de Jeugwet was dat het op lokaal niveau gemakkelijker is om snel de juiste hulp in te zetten. Deze doelstelling is nog niet behaald en dat baart zorgen. GGZ Nederland heeft in BGZJ-verband met de VNG een handreiking voor de regionale aanpak wachttijden/-lijsten opgesteld. De kern van deze aanpak is het goede gesprek dat gemeenten en aanbieders op regionale schaal moeten voeren, waarbij de hele keten in beeld moet zijn. Op basis daarvan moeten goede afspraken te maken zijn over wachttijden, wachtlijsten en de wederzijdse verantwoordelijkheden. Een bijzonder aandachtspunt in de analyse van de keten zijn de veiligheid van kinderen en de afhandeling van crises. De BGZJ-branches bepleiten een actieve rol van de Rijksoverheid. Het is belangrijk dat op basis van de beschikbare regionale ketenanalyses de ‘lessons learned’ zijn op te halen en te verspreiden, zodat overal de hele hulpketen kan verbeteren en duidelijk wordt in welke gevallen een regio-overstijgende aanpak nodig en zinvol is. Wij vinden het belangrijk dat het Rijk in overleg met de VNG dit landelijke beeld vormt en inzet op kennisdeling.  Een ‘Jeugdautoriteit’ zou hierin een blijvende stimulerende en monitorende rol kunnen krijgen. Een rapport dat de impact van de te forse, te snelle bezuinigingen en de enorme verspilling door de administratieve lastendruk negeert, helpt jeugdigen en hun gezinnen niet.

Bron: ggznederland.nl

Dit bericht is 4029 keer gelezen.

Facebooktwitterlinkedinmail