Vier tips hoe om te gaan met kinderen met hoogbegaafdheid

Facebooktwitterlinkedinmail

28 mei 2018 – Voor ons onderzoek naar onderwijs voor hoogbegaafde kinderen komen we in contact met hoogleraar neuropsychologie, Jelle Jolles. Hij deelt kort zijn inzichten en adviezen. ‘Het ís geen hoogbegaafd kind, het prestéért alleen beter.’

Is het brein van een hoogbegaafd, of zoals u het noemt ‘hoogpresterend’, kind anders?
Jolles: ‘Nee, een hoogbegaafd kind wordt zo beschouwd op grond van zijn kennis, maar we moeten het meer zien als een kind dat voorloopt op het cognitieve gebied. Meer ‘weetjes-kennis’ en complexer taalgebruik kenmerkt bijvoorbeeld veel van deze kinderen. Daarmee lopen ze dus voor. Maar ze kunnen in vergelijking tot andere kinderen juist ook achter zijn op het sociale en emotionele gebied, en in de lichamelijke ontwikkeling. Ze kunnen ook enkele jaren later weer ingehaald worden door hun leeftijdsgenootjes. Het is dus erg belangrijk om je te realiseren dat een IQ-meting een momentopname is. En IQ is niet hetzelfde als ‘intelligentie’. Het is op zijn best een grove schatting daarvan. IQ ligt niet vast; het is veranderbaar door bijvoorbeeld ervaring en motivatie. Met een IQ-training kun je je IQ zo een tiental punten verbeteren.’

Advies: ‘Beschouw ook het hoogpresterende kind als ‘werk in uitvoering’. Het ís geen hoogbegaafd kind, het prestéért op dit moment beter op het cognitieve domein. Dat is de dynamiek van ontwikkeling en de invloed van ervaringen en kennis die het opdoet. De omgeving van een kind (vooral ouder en de leraar) bepaalt daarbij in welke richting het kind zich ontwikkelt en wat het leerrendement is. Erfelijkheid bepaalt de potentiële eindgrenzen, en de omgeving bepaalt hoe het kind zich binnen deze grenzen ontplooit’.

Wij krijgen veel berichten van ouders wiens kind met een hoog IQ vastloopt in het reguliere onderwijs en met lichamelijke of psychische klachten thuis komt te zitten. Is dat iets wat u herkent en kunt verklaren?
Jolles: ‘Ja. Dat is voor kind én ouders een groot probleem. Enerzijds presteert het beter dan andere kinderen. Dat betekent vaak dat de gestelde eisen ook hoger worden. Zo’n kind kan dan druk ervaren om dat hoge niveau vast te houden. Maar ze zijn daar in hun neuropsychologische ontwikkeling nog helemaal niet klaar voor. Anderzijds zijn kinderen met een hoog IQ of kennisniveau vaak nog niet zo sterk op de andere drie ontwikkelgebieden: in lichamelijke groei en bewegen, in emotieregulatie en sociaal gedrag. Op die gebieden lopen veel kinderen met een hoog IQ vast. Dat kan een belangrijke reden zijn voor het ontwikkelen van lichamelijke of psychische klachten. Daarom moeten kinderen en jonge tieners steun krijgen om zich sociaal-emotioneel goed te ontwikkelen. De hersenontwikkeling van kinderen en tieners gaat door tot hun vijfentwintigste. In die periode moeten ze kennis van de wereld krijgen.’

Advies: ‘Veel zogeheten hoogbegaafde kinderen lopen in bepaald opzicht voor op hun leeftijdsgenoten. Wat een belangrijke rol speelt, is de leer- en leefomgeving thuis. Zij hebben vaak een rijke omgeving in de zin van veel en goed speelgoed en ouders die met hen praten en veel ‘taal’ aanbieden. Er zijn kinderen van acht die ruim twee jaar voorlopen op andere kinderen die op dat moment andere interesses hebben. Het is van groot belang dat hoger presterende kinderen breder gestimuleerd worden. Dus juist op het gebied van vaardigheden die ze nog niet hebben. Denk aan ruimtelijk spel, sport, muziek, buiten spelen en sociale activiteiten. Dat stimuleert de lichamelijke, sociaal emotionele ontwikkeling en geeft ze daardoor vaardigheden die later belangrijk zijn om zich in de samenleving te kunnen bewegen. En realiseer je als ouder dat het om een lange periode (tot hun vijfentwintigste) gaat; je hebt de tijd.’

Kunnen deze kinderen in het gewone onderwijs tot hun recht komen?
Jolles: ‘Jazeker. Het is juist van belang dat ze zich aan andere kinderen kunnen optrekken in de ontwikkeling van die ándere vaardigheden. Het kan ook, omdat er sowieso al grote individuele verschillen zijn tussen kinderen in het onderwijs. Neem de verschillen tussen jongens en meisjes, en tussen kinderen van andere sociale achtergronden. Dat hoeft geen probleem te zijn. Ook qua groei zijn er bijvoorbeeld snelheidsverschillen: een klein uitgevallen tienjarige, kan op z’n vijfentwintigste een boom van een volwassene zijn.
In iedere klas moet rekening worden gehouden met de diversiteit. Een beperkende factor is alleen het feit dat het onderwijs het moeilijk heeft, en de leraar heeft momenteel niet altijd de tijd voor alle kinderen. Dat zou moeten veranderen.’

Advies: ‘De oplossing ligt bij de overheid en schooldirecties. Die moeten meer voorwaarden scheppen. De leraar weet al dat er dertig individuen in zijn klas zitten. Voorlopers… achterlopers… iedereen moet gestimuleerd worden. We weten dat het kan. Er zijn inspirerende leraren met veel ervaring die hier extra voor geleerd hebben. Er zijn scholen waar de leraar meer faciliteiten krijgt en ook meer kan doen met individuele leerlingen. Maar zoals gezegd: het onderwijs heeft het niet makkelijk.’

Heeft u tips over hoe ouders om moeten gaan met een kind met een (zeer) hoog IQ?
Jolles: ‘Het is helemaal niet makkelijk om een kind met een hoog IQ te hebben. Sommige ouders die ik spreek zijn ten einde raad. Begrip vanuit de omgeving helpt, maar daar kunnen ouders niet altijd op rekenen. Terwijl het probleem van deze ouders en kinderen heel serieus is. Er zijn kinderen die op hun vijftiende al gaan studeren, maar op hun vijfentwintigste of dertigste hun voorsprong kwijt zijn. Het allerbelangrijkste voor ouders is dat ze eraan kunnen bijdragen dat deze kinderen zich niet te smal ontwikkelen. Dat wil zeggen dat ze tijd en moeite nemen om hen op andere gebieden ook te stimuleren: lichamelijk en sociaal-emotioneel. Daarbij: begrijp je kind en de factoren die bepalen hoe hij functioneert. Begrijp dat zich nog vaardigheden ontwikkelen en dat daarvoor vele jaren nodig zijn. Als ouder kun je vele rollen spelen. Feedback geven is er een, en ook het functioneren als coach, mentor of adviseur. Werk met je kind aan diens zelfinzicht. Dat geeft hem een betere mogelijkheid om om te gaan met de complexe uitdagingen waar je kind zich voor gesteld ziet.’

Advies: ‘Je kunt zoeken naar scholen waar het kind dingen leert die hij of zij nog niet weet. Op andere gebieden, bijvoorbeeld: bewegen, sport, creatief dingen maken, muziek. Het zogeheten versnellen is ook een optie, al noem ik het liever de stof aanpassen aan de leerbehoefte van het kind. Toch moet je dan nog zorgen dat een kind in contact blijft met leeftijdgenoten. Dus bijvoorbeeld wiskunde op het VWO en gym en andere vakken of interacties nog op de basisschool. Of op muziek of sportonderwijs.’

Jelle Jolles is hoogleraar aan de Vrije Universiteit en auteur van ‘Het tienerbrein’.

Bron: demonitor.kroncrv.nl

Dit bericht is 40321 keer gelezen.

Facebooktwitterlinkedinmail