Reactie psychiaters op discussie antidepressiva

Facebooktwitterlinkedinmail

antidepressiva

26 december 2016 – Trouw opende vorige week zaterdag met de het nieuws dat antidepressiva nutteloos en gevaarlijk zijn. Op basis van de visie van Gøtzsche en Bijl, beiden niet werkzaam in de psychiatrie, wordt in het artikel het nut van een medicamenteuze behandeling van psychiatrische aandoeningen tamelijk ongenuanceerd bekritiseerd.

Naast dat dit bericht tot onzekerheid en stigmatisering van patiënten die psychofarmaca gebruiken leidt, is het ook misleidend. Trouw doet namelijk voorkomen dat dit nieuw wetenschappelijk nieuws is, maar het is een oude conclusie van Gøtzsche. In het artikel ontbreken verwijzingen naar wetenschappelijke publicaties waarin het positieve effect van medicatie wordt aangetoond.

Psychofarmaca zoals antidepressiva, stimulantia voor ADHD, antipsychotica en lithium zijn werkzame geneesmiddelen, mits voorgeschreven aan de juiste personen. Het is terechte kritiek dat niet altijd voldoende wordt geprobeerd om psychiatrische klachten op een niet-medicamenteuze manier te behandelen. Vooral in de eerstelijn, bij de huisarts, valt hier nog winst te halen, bijvoorbeeld door psychiaters als consulent in te roepen in de huisartsenpraktijk.

Dat het gebruik van antidepressiva tot bijwerkingen kan leiden is ook waar, maar dat geldt ook voor medicijnen voor cardiologische of reumatische ziekten. Gøtzsche legt sterk de nadruk op zeer ernstige – maar gelukkig zeldzame – bijwerkingen. Uit onze praktijk weten wij dat bij een enkele keer het starten van antidepressieve medicatie gepaard gaat met een toename van suïcidale gedachten; daarom moeten patiënten ook intensief begeleid worden wanneer zij medicatie krijgen. Wij bagatelliseren de bijwerkingen niet. Bij het voorschrijven van de medicijnen en tijdens het gebruik bespreken wij dit openlijk met de patiënt en vragen wij of de voordelen opwegen tegen de eventuele nadelen van de medicijnen. De meeste patiënten die hersteld zijn met een antidepressivum antwoorden dat zij de bijwerkingen accepteren omdat het opweegt tegen de donkere depressieve periode.

Het beeld dat door Bijl en Schoonen voorts van de psychiatrie wordt geschetst, als ware het een puur biologische bezigheid, is een karikatuur. Psychiaters leren gedurende hun opleiding om psychiatrische stoornissen te diagnosticeren en te behandelen. Dat er voor geen van deze stoornissen één oorzaak is aan te wijzen, zit in de aard van de pathologie en dat ervaren wij in de dagelijkse praktijk. Voor vrijwel alle psychiatrische problemen zijn zowel biologische, psychologische als sociale factoren aan te wijzen. De klachten kunnen bijvoorbeeld te maken hebben met relatieproblemen, met het verlies van werk of een conflictvermijdend karakter. Redenen om niet medicamenteus te behandelen.

De complexe samenhang tussen biologische, psychologische en sociale factoren maakt het vak ook zo boeiend; deze visie zal door vrijwel elke psychiater onderschreven worden. De polarisatie naar ‘alles biologisch’ of ‘alles sociaal’ vindt meestal buiten ons vak plaats. Vanuit deze complexiteit van psychische stoornissen moeten artsen inderdaad terughoudend zijn met het voorschrijven van medicatie. In de multidisciplinaire richtlijn depressie staat niet dat elke depressie behandeld moet worden met een antidepressivum: bij een licht of matig ernstige depressieve stoornis worden psychologische en gedragsmatige interventies geadviseerd. Pas bij een ernstige depressie is een medicamenteuze behandeling de eerste stap in de behandeling, vrijwel altijd gecombineerd met andere interventies zoals gedragsadviezen. Voor deze patiënten is de biologische psychiatrie niet failliet zoals Willem Schoonen stelt, maar de behandeling met medicatie moet geïntegreerd worden in een persoonlijk behandelplan waarin ook de andere aangrijpingspunten voor behandeling staan. Soms is de biologische methode het enige en laatste redmiddel. Dankzij het gebruik van medicatie herstellen deze patiënten en hervinden zij zich weer. De biologische psychiatrie zou wel een fiasco zijn als de patiënt wordt gereduceerd tot neurotransmitters en wanneer de psychologische en sociale aspecten van de mens (de context) geen onderdeel zijn van de behandeling.

In de psychiatrie worden wij regelmatig geconfronteerd met onbegrip en ook boosheid over het ‘falen’ van de zorg. De realiteit is dat de behandelingen van psychiatrische ziekten niet eenvormig zijn. Maar de geestelijke gezondheidszorg in Nederland is van grote kwaliteit en iedere dag zien wij onze collega’s zich met hart en ziel voor mensen met psychische problemen inzetten. Biologische behandelingen hebben daarin ook een plaats. Wanneer het effect daarvan betwijfeld wordt, moet dat niet met polariserende uitspraken bestreden worden, maar dient dit in het wetenschappelijke discours plaats te vinden. Onze patiënten zijn daarmee het meest gediend.

Dr. Erik van Duijn
Dr. Paul Naarding
Beiden zijn psychiater en opleider bij respectievelijk GGZ Delfland en GGNet

Bron: ggnet.nl

Dit bericht is 17830 keer gelezen.

Facebooktwitterlinkedinmail