Patiënten met blijvende depressie hebben meer symptomen die elkaar beïnvloeden

Facebooktwitterlinkedinmail

depressie

16 november 2015 – De interactie tussen depressiesymptomen voorspelt of patiënten die depressief zijn wel of niet gaan opknappen.

Dit netwerk blijkt van patiënten die gedurende twee jaar depressief blijven, veel meer symptomen te bevatten die elkaar onderling versterken dan dat van patiënten bij wie de depressie over zal gaan. Door deze onderlinge beïnvloeding van symptomen kan bij mensen met een verhoogde kwetsbaarheid een kleine invloed van buitenaf er veel sneller voor zorgen dat iemand vanuit een gezonde toestand naar een depressieve kantelt. Dit blijkt uit onderzoek van psychiaters en psychologen van het UMCG en de UvA onder leiding van Claudia van Borkulo. Zij publiceerden 12 november over hun bevindingen in het toonaangevende wetenschappelijke tijdschrift JAMA Psychiatry.

In deze voor de psychiatrie nieuwe statistische benadering zijn depressie of elke andere stoornis, op te vatten als een systeem of netwerk van symptomen die elkaar al dan niet beïnvloeden. In dit onderzoek keek Claudia van Borkulo naar de ontwikkeling van patiënten die bij de start van de studie depressief waren. Zij volgde hen twee jaar. Sommige patiënten waren op dat moment nog steeds depressief, anderen waren opgeknapt; op basis hiervan werden zij ingedeeld in twee groepen. Er was geen verschil tussen de groepen patiënten bij de eerste meting; ze waren allen depressief en ook de ernst van hun depressie was niet sterk verschillend. Het bleek dat het netwerk van degenen die niet opknapten veel sterker onderling verbonden was dan dat van de opknappers. Een gebeurtenis, stemming of andere factor zou op hen daardoor meer invloed kunnen hebben. Dit suggereert dat bij mensen met een chronische depressie, symptomen elkaar versterken en daarmee de depressie in stand houden. Bij de opknappers zit geen duidelijk patroon in combinaties van symptomen en zijn die minder sterk (‘losmaziger’) met elkaar verbonden.

Dit inzoomen op individuele symptoompatronen kan helpen bij het bepalen van een individueel behandelplan voor patiënten met depressie. Met behulp van bijvoorbeeld de smartphone kan een patiënt enkele malen per dag vastleggen welke symptomen bij hem aanwezig zijn en hoe die samenhangen met omstandigheden en activiteiten. Patiënt en behandelaar hebben daarmee een veel beter beeld van hoe vaak en hoe lang die klachten op een dag aanwezig zijn, waar ze mee samenhangen en hoe de klachten elkaar beïnvloeden.

In de toekomst zouden patiënten die zich aanmelden voor behandeling bij een psychiater of psycholoog direct kunnen starten met deze dagboekmetingen. Hieruit is snel het symptoompatroon van de patiënt te bepalen. Op basis daarvan kan meer gericht behandeld worden. Mogelijk is dan ook een voorspelling te doen over het risico dat iemand loopt om een chronische depressie te ontwikkelen. De onderzoekers pleiten er voor dit in vervolgstudies nader te onderzoeken.

De onderzoekers gebruikten gegevens van de Nederlandse Studie naar Depressie en Angst (NESDA). In dit samenwerkingsproject van afdelingen psychiatrie van 3 UMC’s en een groot aantal andere psychiatrische en eerstelijns organisaties, worden 3000 patiënten en gezonde personen inmiddels negen jaar gevolgd. In dit project wordt onder andere gezocht naar voorspellers van het beloop van depressie en angststoornissen.

Bron: zorgkrant.nl 

Dit bericht is 9099 keer gelezen.

Facebooktwitterlinkedinmail